Hof zet streep door ‘afroommethode’ gebruikelijk loon
Voor het bepalen van het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder (dga) is de zogeheten vergelijkingsmethode het uitgangspunt. En niet de in het verleden vaak gebruikte ‘afroommethode’. Het gerechtshof heeft daarom in hoger beroep een streep gezet door een vonnis waarin de rechtbank had afgeroomd.
Een dga moet in de loonaangifte een salaris opgeven dat ‘gebruikelijk’ is voor zijn werk. Om het gebruikelijk loon te bepalen (toolbox) moet de werkgever kijken naar wat een werknemer in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ verdient. Dit staat bekend als de vergelijkingsmethode. Het is aan de dga zelf om te onderbouwen dat het gebruikelijk loon correct is vastgesteld.
Afroommethode weer beperkt door Hoge Raad
Voorheen gebruikte de Belastingdienst ook vaak de ‘afroommethode’ voor het bepalen van het gebruikelijk loon. De inspecteur nam dan de omzet van de bv en haalde daar onder meer kosten, afschrijvingen en een winstopslag vanaf. Het bedrag dat overbleef was het gebruikelijk loon. Deze methode stond niet in de wet, maar kwam uit de koker van de Hoge Raad. Inmiddels heeft de hoogste rechter van ons land zelf weer paal en perk gesteld aan het gebruik van de afroommethode. Volgens de Hoge Raad mag deze methode niet gebruikt worden als er een loon bekend is van een werknemer in een soortgelijke dienstbetrekking. Dergelijk vergelijkingsmateriaal is vrijwel altijd wel te vinden.
Fiscus komt met vergelijkingsmateriaal
In deze zaak had de rechtbank echter wel de afroommethode toegepast. Daardoor kwam de rechter voor de dga uit op een loon van € 43.400 in 2014 en € 18.900 in 2015. Dat was allebei lager dan het normbedrag voor het gebruikelijk loon (infographic) in die jaren van € 44.000. De inspecteur voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte de afroommethode had gebruikt. Dat werd onderbouwd door een document met salarissen, waaruit bleek dat een logistiek manager of directeur zoals de dga méér verdient dan € 44.000. Het gerechtshof oordeelde dat er dus inderdaad vergelijkbare salarissen bekend waren, en dat betekende dat de afroommethode daarom niet toegepast mocht worden. Nu de dga zelf geen ander bewijsmateriaal had aangedragen voor vergelijkbare salarissen werd daarom voor beide jaren het gebruikelijk loon op € 44.000 vastgesteld.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 januari 2022, ECLI (verkort): 163