Belastingdienst legt voorlopig geen aanslagen box 3 op
De Belastingdienst legt 'waar mogelijk' tot nader order geen definitieve aanslagen op voor vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting. Dat is het gevolg van een vernietigend arrest van de Hoge Raad over box 3. Het kabinet schort de heffing nu op, omdat zij eerst moet besluiten hoe zij omgaat met het arrest. Mogelijk gaat de heffing op basis van werkelijk rendement ook eerder in dan gedacht.
De heffing in box 3 (rekentool) is op fiscaal gebied een van de heetste hangijzers van het nieuwe kabinet. Over de belasting op inkomen uit spaargeld en beleggingen wordt al jaren gesteggeld. Maar de grootste dreun tot nu toe kwam eind vorig jaar van de Hoge Raad. Volgens de hoogste rechter van ons land is het systeem dat sinds 2017 geldt namelijk in strijd met Europese grondrechten.
In februari meer duidelijkheid over oplossing box 3
Dat zijn meteen hoofdbrekens voor de kersverse staatssecretaris van Financiën, Marnix van Rij. Hij schrijft aan de Tweede Kamer (pdf) dat er met man en macht wordt gewerkt aan ‘een werkbare oplossing voor de uitvoering’ van het arrest van de Hoge Raad. Hij verwacht de Kamer in februari te kunnen informeren over hoe die oplossing eruit ziet. Er zit natuurlijk wel druk op de besluitvorming, want begin maart start alweer de periode voor de aangifte inkomstenbelasting over 2021.
Voorlopig is in elk geval besloten dat de Belastingdienst geen definitieve aanslagen en beschikkingen oplegt in gevallen waar sprake is van inkomen in box 3. Er zijn twee uitzonderingen op deze opschorting. Als de verjaringstermijn nadert legt de fiscus alsnog een aanslag op. Dat kan ook als de burger er belang bij heeft dat het belastingproces blijft doorgaan, zoals bij verliesverrekening en bij belastingplichtigen die een beroep doen op de middelingsregeling. Ook de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2022 zijn 'op reguliere wijze' verzonden, en zijn dus nog niet aangepast op het arrest van de Hoge Raad.
Heffing op basis van werkelijk rendement eerder dan 2025?
Het is een ingewikkelde knoop die Van Rij moet ontwarren, waarvan de uitkomst bovendien grote gevolgen kan hebben voor de schatkist. De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de heffing in het jaar 2017 en 2018, maar sindsdien is het systeem niet veranderd. Van Rij denkt dan ook dat procedures over andere jaren niet tot een ander oordeel zullen leiden. Een oplossing in de vorm van het belasten van het daadwerkelijke rendement heeft het nieuwe kabinet eigenlijk pas voor 2025 in de pijplijn. Dat zou betekenen dat er nog jarenlang nieuwe bezwaren bijkomen, met weer nieuwe compensatie tot gevolg. Dat is onwenselijk, vindt Van Rij. Hij onderzoekt daarom of box 3 eerder op de schop kan.
In de tussentijd moet het kabinet eerst besluiten hoe de compensatie eruit moet komen te zien. Ook is nog de vraag welke belastingplichtigen dan precies in aanmerking komen voor compensatie. Zijn dat alleen degenen die de afgelopen jaren een bezwaar hebben ingediend tegen de heffing in box 3? Of iedereen die achteraf te veel belasting heeft betaald, maar geen bezwaar heeft gemaakt? Van Rij loopt er in zijn brief nog niet op vooruit.
Fictieve verdeling tussen sparen en beleggen in box 3
Hoe zit het ook weer met de juridische strijd over box 3? Sinds 2017 maakt de Belastingdienst onderscheid tussen het rendement op sparen en beleggen. Daar horen fictieve rendementspercentages bij, die elk jaar worden aangepast (infographic). Maar daarnaast zit er nog een forfait in het systeem. Bij een bepaald vermogen hoort namelijk een fictieve vaste verdeling tussen beleggingen en spaargeld. Naarmate het vermogen hoger is, gaat het systeem ervan uit dat het gedeelte beleggingen ook groter is. Iemand die wel in deze vermogenscategorie valt maar nul beleggingen heeft wordt dus in feite te hoog aangeslagen.
De Hoge Raad oordeelde dat deze fictieve verdeling juridisch niet door de beugel kan. En de Raad liet het niet bij die vaststelling, maar vond dat de belastingplichtige ook ‘rechtsherstel’ moet krijgen. Daar moet het kabinet dus mee aan de slag.