Nieuwe bedragen beslagvrije voet per 1 januari 2022
Per 1 januari 2022 gelden de nieuwe bedragen voor de maandelijkse beslagvrije voet bij loonbeslag. De bedragen stijgen voor alleenstaanden, alleenstaande ouderen en gehuwden zonder kinderen. Voor gehuwden met kinderen wordt de beslagvrije voet juist iets lager.
Veel organisaties krijgen te maken met een loonbeslag. De schuldeiser legt dan beslag op een deel van het loon van een werknemer met schulden. Het deel wat de werknemer mag houden voor zijn levensonderhoud en vaste lasten noemt men de beslagvrije voet.
Met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zijn per 1 januari 2021 de oude normbedragen komen te vervallen en geldt er een berekeningswijze van de beslagvrije voet. Hierdoor zijn er nu drie inkomensgroepen (hoog, midden en laag inkomen) en hangt de hoogte van beslagvrije voet af van de hoogte van het inkomen van een werknemer.
Voor werknemers met hoger inkomen gelden vaste bedragen
De bedragen voor de beslagvrije voet bij de groep met een hoog inkomen gelden als de maximumbedragen voor de beslagvrije voet. Het gaat in deze groep om mensen die vanwege de hoogte van hun inkomen geen recht hebben op toeslagen. Voor deze groep gelden vanaf 1 januari 2022 de volgende maximumbedragentot 1 juli 2022:
- voor een alleenstaande: € 1.691,66;
- voor een alleenstaande ouder: € 1.814,73;
- voor gehuwden zonder kinderen: € 2.236,89;
- voor gehuwden met een of meer kinderen: € 2.262,98.
Voor werknemers uit de inkomensgroep met een middeninkomen is de beslagvrije voet opgebouwd uit verschillende componenten. De beslagvrije voet wordt berekend met een formule die in de wet staat. Werknemers met een laag inkomen – gelijk aan of lager dan de voor hen geldende bijstandsnorm – is de beslagvrije voet 95% van het netto inkomen, inclusief vakantietoeslag. Deze werknemers hebben daardoor altijd 5% afloscapaciteit.