Voordeel op eigen vermogen of de renteaftrek beperken?
Het kabinet wil financiering met eigen vermogen voor ondernemingen fiscaal aantrekkelijker maken dan lenen. Eén optie is om bij financiering met eigen vermogen fiscaal voordeel te geven. Een andere route is het verder beperken van de aftrekbaarheid van rente. Dan zou het tarief in de vennootschapsbelasting (VPB) zelfs kunnen dalen van 25% naar 18%.
In de VPB is het nu zo dat rendement op eigen vermogen (zoals dividend) belast is. Rente op vreemd vermogen, zoals bij leningen, is juist tot op zekere hoogte aftrekbaar. Die fiscale prikkel maakt dat ondernemingen liever kiezen voor een financiering met schuld dan voor het gebruik van eigen vermogen (artikel).
Te hoge schuld maakt economie kwetsbaar
Die prikkel wil het kabinet aanpakken, omdat een te hoge schuld het risico vergroot dat de onderneming bij een tegenvaller failliet gaat. En dat maakt de economie in het algemeen minder schokbestendig, zo redeneert het kabinet. Daarom is vorig jaar op Prinsjesdag een onderzoek aangekondigd naar hoe dat zou kunnen. Dat onderzoek is er nu. Het rapport (pdf) schetst de mogelijkheden en de plussen en minnen, maar maakt nog geen keuzes. Om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen meer gelijk te trekken zijn er twee routes onderzocht:
- Fiscaal voordeel op eigen vermogen (een ‘vermogensaftrek’) en tegelijkertijd de aftrekbaarheid van rente verder beperken.
- De aftrekbaarheid van rente verder beperken en met de opbrengst daarvan het hoge tarief in de VPB (nu 25%) verlagen.
Vermogensaftrek: meegroeiend fiscaal voordeel
Wat de eerste route betreft: dat wordt ingewikkeld om op eigen houtje in te voeren. Het idee van een vermogensaftrek is dat een onderneming jaarlijks een vast percentage aan aftrek krijgt, op basis van het eigen vermogen. Het onderzoek laat zien dat een aftrek die ‘meegroeit’ met het eigen vermogen beter werkt dan een aftrek die is gebaseerd op het volledige eigen vermogen. Bij zo’n meegroeiende variant is de aftrek gebaseerd op hoeveel het eigen vermogen in dat jaar is toegenomen. Daar gaat een grotere prikkel vanuit om daadwerkelijk eigen vermogen op te bouwen.
De vermogensaftrek scoort echter minder goed op de uitvoerbaarheid. Als landen op eigen houtje zo’n aftrek invoeren, zet dat de deur open voor belastingontwijking, zo staat in het onderzoek. Daarom verdient het volgens het kabinet de voorkeur om in internationaal verband regels op te stellen voor een vermogensaftrek en de bijbehorende antimisbruikmaatregelen. Dat is dus niet echt morgen geregeld.
Aftrekbaarheid van rente verder beperken
De tweede route is makkelijker in te voeren. Nederland heeft namelijk in 2019 al een beperking van de renteaftrek ingevoerd: de zogenoemde ‘earningsstripping’-maatregel. Die houdt in dat het saldo van betaalde en ontvangen rente niet aftrekbaar is voor de VPB als dat saldo hoger is dan € 1 miljoen of 30% van het bedrijfsresultaat (de EBITDA). Die grenzen zouden verder omlaag kunnen. Dat levert de schatkist geld op, en dat kan weer doorgesluisd worden naar een lager VPB-tarief. Als de grenzen bijvoorbeeld op € 250.000 en 10% van de EBITDA komen te liggen kan het hoge VPB-tarief dalen naar 22%. Als de grenzen op € 0 en 0% worden gezet zou het hoge VPB-tarief zelfs 18% kunnen worden. Zo’n lager tarief zou het vestigingsklimaat in Nederland versterken, schrijft het kabinet. Tegelijkertijd zou Nederland met het eenzijdig aanscherpen van de maatregel wel meer uit de pas gaan lopen met andere Europese landen.