Bestuurder niet aansprakelijk na omzetval door corona
Een bestuurder van een onderneming die de omzet plotseling zag wegvallen door de coronamaatregelen is in dit geval niet aansprakelijk voor een openstaande schuld, zo heeft de rechter geoordeeld. Toen de bestuurder de terugbetaling van een voorschot toezegde was namelijk nog niet duidelijk dat er zúlke ingrijpende maatregelen aankwamen.
Het voordeel van ondernemen met een bv (tool) is dat die bv aansprakelijk is voor schulden, en niet de ondernemer als privépersoon. Maar die vlieger gaat niet altijd op. Als een schuldeiser kan aantonen dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, kan hij alsnog aansprakelijk worden gesteld. Bijvoorbeeld als de bestuurder te grote verplichtingen is aangegaan (artikel), terwijl hij wist dat de onderneming bijna failliet was.
‘Beklamel-norm’ in coronatijd
In de rechtspraak staat dit bekend als de ‘Beklamel-norm’. Een bestuurder is aansprakelijk als hij namens zijn onderneming onhaalbare verplichtingen aangaat en weet dat de onderneming de schuldeiser uiteindelijk niet zal kunnen terugbetalen.
In deze zaak moest de rechtbank deze norm toepassen op de coronasituatie. Het ging hier om een bv die in opdracht van een beursorganisator stands zou gaan bouwen. De beursorganisator zou voor het werk een voorschot betalen. De ondernemingen hadden afgesproken dat de standbouwer dit voorschot zou terugbetalen als de beurs onverhoopt niet door zou gaan. De standbouwer had dit begin maart 2020 ook per e-mail bevestigd. Kort daarna kondigde het kabinet vanwege de coronapandemie een verbod op evenementen af, waardoor de beurs inderdaad niet kon doorgaan. Het voorschot werd echter niet terugbetaald. In mei 2020 werd de standbouwer failliet verklaard.
Omzetdaling was ‘voor niemand voorzienbaar’
De beursorganisator stelde daarop de bestuurder van de bv aansprakelijk voor de onbetaalde rekening. De bestuurder had namelijk nooit mogen toezeggen dat het voorschot terugbetaald zou worden, terwijl hij wist dat de bv niet aan die toezegging zou kunnen voldoen. De bestuurder stelde dat hij dit niet wist op het moment van de toezegging.
De rechter vond ook dat de bestuurder in de toen geldende omstandigheden niet te ver was gegaan met zijn toezegging. Op dat moment was ‘voor niemand voorzienbaar’ dat er zulke ingrijpende maatregelen zouden komen dat de complete orderportefeuille van de standbouwer zou wegvallen. De bestuurder mocht er destijds nog vanuit gaan dat hij de schuldeisers gewoon zou kunnen betalen. Dat de ondernemer zijn personeel in de tussentijd wél had betaald dankzij de loonkostensubside NOW, maakte geen verschil. Dit overheidsgeld mag namelijk alleen gebruikt worden om loon te betalen en niet voor andere schulden. Daarmee had de bestuurder dus niet ‘selectief’ betaald. Al met al was er dus onvoldoende grond om de bestuurder op te laten draaien voor de openstaande rekening.
Rechtbank Gelderland, 21 juli 2021, ECLI (verkort): 4070