Transitievergoeding in termijnen vanwege coronacrisis
Een werkgever die last heeft van de coronacrisis en bij ontslag een transitievergoeding verschuldigd is, mag die vergoeding mogelijk in termijnen uitbetalen. Dat was de uitkomst van een zaak bij de kantonrechter in Amsterdam.
De zaak draaide om een verschil van mening over de duur van een arbeidsovereenkomst. De betreffende werknemer was wegens bedrijfseconomische redenen zijn baan kwijtgeraakt en kwam niet tot overeenstemming met zijn werkgever over de hoogte van de transitievergoeding. De werknemer claimde sinds 1993 werkzaam te zijn geweest als chef-kok in het restaurant. De werkgever had het restaurant – inclusief de werknemer – overgenomen in 2017 en was van mening dat hij daarom vanaf de datum van overname de transitievergoeding verschuldigd was. Ook wilde de werkgever, gezien de slechte financiële situatie, de transitievergoeding niet betalen.
Financiële problemen door coronacrisis
Uit stukken van UWV en de door de werknemer verstrekte arbeidsovereenkomsten bleek dat de werknemer inderdaad al sinds 1993 in dienst was. Er was sprake van opvolgend werkgeverschap (artikel). Als opvolgend werkgever moest de werkgever dus ook de dienstjaren vóór de overname meerekenen; de werknemer had recht op een transitievergoeding berekend vanaf 1993. De rechter vond de financiële situatie niet ernstig genoeg om af te zien van een transitievergoeding. Wel achtte hij het aannemelijk dat de slechte financiële situatie door de beperkende coronamaatregelen was ontstaan en niet door de werkgever zelf. De verschuldigde transitievergoeding mocht daarom in 16 termijnen van een maand betaald worden. Opvallend, omdat in de Ontslagregeling is vastgelegd dat een transitievergoeding verspreid kan worden over maximaal zes maanden. Vanwege de coronacrisis besloot de rechter de vergoeding niet te verhogen, ook niet met de wettelijke rente.
Rechtbank Amsterdam, 6 mei 2021, ECLI (verkort): 2209