OR benut het recht op scholing onvoldoende
In 2019 werd er gemiddeld 2,8 dagen scholing gevolgd door leden van de ondernemingsraad (OR). Er is dus sprake van een onderbenutting van het scholingsrecht van de OR. Dit blijkt uit het rapport ‘Hoe leert de medezeggenschap?’ van SBI Formaat.
Aan het onderzoek van SBI Formaat hebben 181 personen deelgenomen. Het gaat daarbij om personen die direct betrokken zijn in of bij de medezeggenschap in een organisatie: OR-leden, leden van andere medezeggenschapsorganen, ambtelijk secretarissen, ex-OR-leden en bestuurders. Slechts 77% van de respondenten heeft in 2019 scholing of training gevolgd gericht op het OR-werk (individueel of groepsgewijs). Dat zijn gemiddeld 3,6 dagen scholing voor de respondenten die scholing hebben gevolgd. Over het geheel komt dat uit op gemiddeld 2,8 dagen scholing. Deze scholing bestond voor iets minder dan 2 dagen uit een training voor de gehele OR en voor iets minder dan 1 dag uit een individuele training.
Minder scholing dan het wettelijk recht
Dit betekent dat OR-leden in 2019 minder scholing volgden dan waar ze recht op hebben. OR-leden hebben namelijk op basis van artikel 18, lid 3 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) recht op minimaal 5 dagen scholing per jaar. Voor leden van een commissie geldt dat zij recht hebben op nog eens 3 scholingsdagen per jaar. Het exacte aantal dagen scholing stelt de OR samen met de bestuurder vast. Het onderzoek van SBI Formaat laat zien dat er in de praktijk niet aan dit minimum wordt voldaan. Respondenten geven daarvoor als belangrijkste reden dat men minder behoefte had aan scholing of minder scholing nodig had dan het wettelijk recht (37%). Daarnaast is het gebrek aan tijd en het ervaren van werkdruk een belangrijke reden (29%). De financiële/economische situatie van de organisatie of geen toestemming van de bestuurder is in 10% van de gevallen de reden voor het volgen van minder scholing dan het wettelijk recht.
Onderwerpen en vaardigheden van de training
Aan de respondenten is ook gevraagd welke onderwerpen of vaardigheden ze trainen. Het volgen van een training over de rechten, bevoegdheden en taken volgens de WOR staat daarbij op de eerste plek (60%). Kort daarachter komt het functioneren, de organisatie en de werkwijze van een OR (59%). Daarnaast volgen OR-leden ook een training over het overleggen en onderhandelen met de bestuurder (43%), de relatie en communicatie met de achterban (41%) en het effectief vergaderen en de besluitvorming als OR (30%).