Beslagvrije voet nu afhankelijk van hoogte inkomen
Sinds 1 januari 2021 geldt de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De wet vereenvoudigt de berekeningswijze van de beslagvrije voet en doet de normbedragen vervallen. De hoogte van de beslagvrije voet is nu afhankelijk van de hoogte van het inkomen van een werknemer.
Veel organisaties krijgen te maken met een loonbeslag. De schuldeiser legt dan beslag op een deel van het loon van een werknemer met schulden. Het deel wat de werknemer mag houden voor zijn levensonderhoud en vaste lasten noemt men de beslagvrije voet.
Met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zijn per 1 januari 2021 de oude normbedragen komen te vervallen en geldt er een berekeningswijze van de beslagvrije voet. Deze is minder afhankelijk van de aanlevering van gegevens door de werknemer. De berekening wordt nu uitgevoerd op basis van gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) om de leefsituatie te bepalen en de polisadministratie om de inkomensgegevens te bepalen. Hierdoor ontstaan er drie inkomensgroepen (hoog, midden en laag inkomen) en is de beslagvrije voet afhankelijk van de hoogte van het inkomen van een werknemer.
Maximumbedragen voor werknemers met een hoger inkomen
Bij werknemers met een hoog inkomen gaat het om werknemers die vanwege de hoogte van hun inkomen geen recht hebben op toeslagen. Hun beslagvrije voet wordt vastgesteld op een vast bedrag per leefsituatie. De berekening wordt uitgevoerd op basis van gegevens uit de BRP. Daardoor gelden voor de beslagvrije voet voor deze groep de volgende maximumbedragen tot 1 juli 2021:
- voor een alleenstaande: € 1.661,40;
- voor een alleenstaande ouder: € 1.779,52;
- voor gehuwden zonder kinderen: € 2.199,34;
- voor gehuwden met een of meer kinderen: € 2.317,45.
Beslagvrije voet berekend met een formule
De werknemers uit de inkomensgroep met een middeninkomen hebben recht op toeslagen. Maar hebben zij vanwege de hoogte van hun inkomen daar geen volledig recht op, dan wordt dit gecompenseerd met een evenredige ophoging binnen de beslagvrije voet, de zogenoemde compensatiekop. Hun beslagvrije voet is opgebouwd uit verschillende componenten en wordt berekend met een formule die in de wet staat. Alle beslagleggende partijen hebben een rekentool die deze berekening uitvoert.
In de derde groep gaat het om werknemers met een inkomen gelijk aan of lager dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Voor deze groep is de beslagvrije voet 95% van het netto inkomen, inclusief vakantietoeslag. Deze werknemers hebben daardoor altijd 5% afloscapaciteit.