Rittenregistratie hoeft niet perfect te zijn
Een ondernemer of werknemer met een auto van de zaak hoeft geen rekening te houden met de bijtelling als uit zijn rittenregistratie blijkt dat hij niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. De rechter heeft aangegeven dat er best wat hiaten in deze rittenregistratie mogen zitten als de autorijder op een andere manier dan maar kan bewijzen dat hij onder de 500 kilometer is gebleven.
Belastingplichtigen die een auto van de zaak rijden moeten in principe rekening houden met een bijtelling voor de belastingen. Om onder deze bijtelling uit te komen moet bewezen kunnen worden dat er minder dan 500 kilometer privé met de auto van de zaak is gereden. Dit kan door een sluitende rittenregistratie bij te houden.
Kilometerstanden klopten niet
Het ging in deze zaak om een ondernemer die een auto van de zaak had. Hij bezat daarnaast ook nog een privéauto. Voor de auto van de zaak hield de man rittenregistraties bij, hij rekende dan ook geen bijtelling tot zijn winst. Tijdens een boekenonderzoek bleek echter dat de bestanden met de rittenregistraties grotendeels beschadigd waren. De ondernemer reconstrueerde de rittenregistratie zo goed als hij kon aan de hand van wat er nog wel leesbaar was van de bestanden en zijn agenda, urenregistratie, routeplanner en facturen. De Belastingdienst ging hiermee echter niet akkoord omdat de kilometerstanden op de reconstructie niet klopten. De inspecteur legde daarom navorderingsaanslagen op.
Wel verklaring nodig voor verschillen
De rechter gaf aan dat een registratie niet het enige bewijsmiddel is dat gebruikt kan worden om de 500-kilometergrens aan te kunnen tonen. Ook een eigen verklaring kan voldoende bewijskracht hebben. Vanuit die zienswijze vond de rechter dat de gereconstrueerde rittenregistraties genoeg bewijs waren om onder de bijtelling uit te komen ook al ontbraken er wat gegevens op de rittenregistraties. Het ging hierbij sowieso om kleine verschillen en die kon de man ook verklaren. De rittenregistratie hoeft dus niet perfect te zijn als de belastingplichtige maar wel een plausibele verklaring heeft voor de verschillen. De navorderingsaanslagen gingen voor twee van de vijf jaren van tafel.
Rechtbank Noord-Holland, 17 december 2020, ECLI (verkort): 4493