Kantonrechter: geen ontslag voor kritisch MR-lid
Een docente van een middelbare school in Rotterdam stond onlangs voor de rechter. Het schoolbestuur eiste haar ontslag, omdat zij zich negatief zou hebben uitgelaten over het managementteam (MT). Volgens de docente hield het ontslag verband met haar lidmaatschap van de medezeggenschapsraad (MR). Daarom deed zij een beroep op haar ontslagbescherming. Op 18 juni deed de kantonrechter uitspraak.
Het schoolbestuur beschuldigde de docente ervan dat zij negatieve uitlatingen had gedaan over leden van het MT. Het bestuur vond dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. Bovendien was de arbeidsverhouding duurzaam verstoord. Om die redenen wilde de school de arbeidsovereenkomst per direct beëindigen, zonder toekenning van een transitie- of billijke vergoeding voor de werkneemster.
Causaal verband tussen ontbindingsverzoek en MR-lidmaatschap
De docente ontkende dat zij bepaalde uitlatingen had gedaan. Voor zover zij zich had uitgelaten over het MT, had zij niet haar persoonlijke mening, maar de algemene mening van de medezeggenschapsraad verwoord. De MR stelt heeft op diverse vlakken al jaren een verschil van inzicht met het schoolbestuur. Volgens de docente ziet het bestuur haar als een lastig personeelslid en houdt het ontbindingsverzoek verband met haar MR-lidmaatschap. In dat geval is het opzegverbod vanwege het MR-lidmaatschap van kracht (artikel 7:670, lid 4 BW). Dit opzegverbod is ook van toepassing op leden van andere medezeggenschapsorganen, zoals de ondernemingsraad (OR). Bovendien zijn OR-leden beschermd tegen benadeling (artikel 21 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR)). De docente verzocht de kantonrechter daarom om het ontbindingsverzoek af te wijzen.
MR en schoolbestuur voerden al verschillende procedures vanwege verschil van inzicht
Het opzegverbod is alleen van kracht als het ontslag verband houdt met het MR-lidmaatschap. De docente kon met uitspraken van de Landelijke Geschillencommissie WMS aantonen dat er de afgelopen jaren diverse procedures zijn geweest vanwege een verschil van inzicht tussen de MR en het schoolbestuur. Daarnaast kon zij aannemelijk maken dat haar uitspraken het standpunt van de MR betroffen. Bovendien stelde zij dat enkele collega’s een persoonlijk belang hadden bij het afleggen van een belastende verklaring over de docente.
Kantonrechter wijst ontbindingsverzoek af
De kantonrechter achtte het voldoende bewezen dat het ontbindingsverzoek verband hield met het MR-lidmaatschap van de docente. Volgens de kantonrechter waren de vermeende uitspraken van de werkneemster niet zo ernstig dat zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom af.
Rechtbank Rotterdam, 18 juni 2020, ECLI (verkort): 5592