U bent hier

Onderneming & Arbo
Werkgever moet ondanks coronacrisis gehele loon betalen

Werkgever moet ondanks coronacrisis gehele loon betalen

De kantonrechter in Amsterdam oordeelde onlangs dat een werkgever het salaris van zijn werknemer niet voor de helft mocht opschorten vanwege de coronacrisis. De werkgever had het loon gehalveerd omdat de tegemoetkoming van de NOW te laag was om het volledige salaris te betalen.

De werkgever, een uitbater van een restaurant in Amsterdam, kwam door de coronacrisis in de financiële problemen. Hij vroeg in maart een tegemoetkoming aan op basis van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en kreeg 60% van de loonsom van januari 2020 uitgekeerd. Hierop besloot hij alle werknemers 50% van het salaris te betalen. Eén van zijn werknemers eiste in een kort geding onder meer dat de werkgever het achterstallige salaris zou betalen. De kantonrechter erkende dat door de buitengewone omstandigheden een onvoorziene, bedrijfseconomische noodsituatie aanwezig was, maar veroordeelde de werkgever toch tot betaling van het achterstallige loon tot het einde van de (tijdelijke) arbeidsovereenkomst van de werknemer.

Betalingsproblemen door nieuwe werknemers

Het restaurant van de werkgever was vooral afhankelijk van toeristen en had het daardoor in januari en februari minder druk. De omzet zou pas in maart weer aantrekken met de komst van toeristen. De werkgever had daarom per 1 maart al nieuwe werknemers aangenomen, maar vanwege de coronamaatregelen moest het restaurant per half maart sluiten. De werkgever moest echter ook de nieuwe werknemers salaris betalen, terwijl hij voor hen geen tegemoetkoming in de loonkosten via de NOW kon ontvangen (door een wijziging van de NOW is dit inmiddels wel mogelijk). Daarom besloot hij alle werknemers de helft van het salaris te betalen.

Einde van financiële crisis nog niet bekend

De rechter gaf aan dat de werkgever vanwege de noodsituatie een zwaarwichtig belang had, waardoor hij in principe van de werknemers kon vragen om – in overleg – arbeidsrechtelijke aanspraken op te schorten. Maar de werkgever had het besluit om de helft van het salaris te betalen eenzijdig en zonder overleg genomen. Deze beslissing zou voor de werknemer een te grote inkomensachteruitgang betekenen, ook omdat niet bekend was wanneer de werkgever weer over voldoende financiële middelen zou beschikken. De rechter bepaalde dat de werkgever niet van de werknemer kon verwachten dat hij over meerdere maanden zou instemmen met een opschorting van 50% van zijn salaris.
Rechtbank Amsterdam, 28 mei 2020, ECLI (verkort): 2734