Totale maximale KIA verdelen bij samenwerkingsverband
Door de Hoge Raad is geoordeeld dat de maximale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) in een samenwerkingsverband verdeeld moet worden onder de vennoten/maten. De KIA moet dus per belastingplichtige worden berekend en niet per onderneming.
In deze zaken ging het om belastingplichtigen die in vof-verband of een maatschap een onderneming uitoefenden en investeringen hadden gedaan. Deze belastingplichtigen wilden hiervoor het maximale bedrag aan KIA in hun aangiftes inkomstenbelasting meenemen. De rechtbank vond dat de totale KIA onder de vennoten of maten verdeeld moest worden. De Hoge Raad ging hierin mee.
Vennoot kan niet maximale KIA claimen
Ons hoogste rechtsorgaan gaf aan dat iedere vennoot of maat wordt geacht een eigen onderneming te drijven. Als die ondernemer meer dan een onderneming drijft moet hij alle investeringen voor alle ondernemingen optellen voor de berekening van de KIA. Dit is ook zo bij een samenwerkingsverband. Dan berekent men de KIA dus ook per belastingplichtige, en niet per onderneming. Dit wil dus zeggen volgens de Hoge Raad dat iedere vennoot niet de maximale KIA kan claimen als het totale investeringsbedrag valt binnen het maximum.
Hoge Raad, 1 mei 2020, ECLI (verkort): 825, 826, 827, 828