Aanbieding PostNL bepaalt of biljet tijdig is
Om te kunnen beoordelen of een aanslagbiljet op tijd is uitgereikt door de fiscus is het moment van terpostbezorging van belang. De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat er pas sprake is van terpostbezorging op het moment dat het poststuk is aangeboden aan het postbedrijf.
In deze zaak ging het om een Poolse ondernemer die een aanslagbiljet invoerrechten ontving. Dit biljet was op 19 juni 2014 gedagtekend. Hij had hiervoor op 20 juni 2011 aangifte gedaan. De ondernemer vond dat het biljet te laat was uitgereikt waardoor de douaneschulden verjaard zouden zijn. Er geldt een verjaringstermijn van drie jaar voor douaneschulden, daarna gaan ze dus teniet. De inspecteur kon hier niet in mee gaan. Het ging bij de rechter dus om de vraag of het aanslagbiljet tijdig ter post was bezorgd, waardoor de douaneschulden wel of juist niet waren verjaard.
Aanbieding aan PostNL doorslaggevend
Hof Amsterdam gaf aan dat de douaneschulden niet waren verjaard, omdat de inspecteur het aanslagbiljet tijdig ter post had bezorgd. De rechter baseerde zich daarbij op een interne postinstructie van de Belastingdienst en een mededeling van de inspecteur. Die zei dat de Belastingdienst interne stukken altijd verstuurt op de dag van de dagtekening van het poststuk of daarna. De Hoge Raad was het niet eens met de redenering van het hof. Voor de definitie van terpostbezorging moet volgens onze hoogste rechter worden uitgegaan van het moment dat het poststuk aan PostNL is aangeboden. De werkinstructie en de verklaring van de inspecteur waren dus niet het uitgangspunt voor de bepaling van het moment van terpostbezorging. Hof Amsterdam moet zich van de Hoge Raad nog eens gaan buigen over deze zaak met inachtneming van dit arrest of er wel of niet op tijd een aanslagformulier is verstuurd.
Hoge Raad, 7 februari 2020, ECLI (verkort): 202