Meer keuzes rondom pensioen door nieuw wetsvoorstel
De mogelijkheid om een deel van het pensioen ineens op te nemen en gunstigere fiscale regels voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) en bovenwettelijk verlof: die wijzigingen staan in het conceptwetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen.
In het pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over de keuzes rondom de pensioendatum en het verbeteren van de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Minister Koolmees van SZW wil een aantal van deze maatregelen samenvoegen in een wetsvoorstel. Op internetconsultatie.nl is nu het concept van dit wetsvoorstel gepubliceerd. Tot 10 december 2019 kan iedereen hierop reageren. Het doel is om (in ieder geval een deel van) het wetsvoorstel per 2021 in werking te laten treden.
Pensioenbedrag opnemen, RVU en verlofsparen
Het wetsvoorstel Bedrag ineens, RVU en verlofsparen richt zich op drie onderwerpen:
- Bedrag ineens
Een pensioendeelnemer krijgt onder voorwaarden de kans om op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van de waarde van zijn opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen als bedrag ineens op te nemen. Er geldt geen verplicht bestedingsdoel. De pensioendeelnemer kan het bedrag bijvoorbeeld uitgeven aan reizen, extra zorg, een verbouwing of de aflossing van schulden. De optie voor een bedrag ineens gaat ook gelden voor bevroren pensioen in eigen beheer, nettopensioen, nettolijfrente en oudedagsvoorzieningen in de zogeheten derde pijler van het pensioenstelsel.
- RVU
Een werkgever kan straks in de 3 jaar vóór de AOW-leeftijd van een werknemer een bedrag meegeven dat na vermindering van de loonheffing gelijk is aan de netto AOW-uitkering, zonder dat hij hiervoor de RVU-heffing moet betalen. Dat geeft werknemers die niet kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd de kans om eerder met pensioen te gaan. Cao-partijen kunnen hiervoor afspraken maken. Het jaarlijkse bedrag dat van de RVU-heffing is vrijgesteld, bedraagt € 21.200 (bedrag 2020). De versoepeling van de regels voor de pseudo-eindheffing voor vervroegd uittreden geldt voor een periode van 5 jaar en vervalt per 1 januari 2026.
- Verlofsparen
De grens voor het fiscaal gefaciliteerd opsparen van extra bovenwettelijk ‘vakantieverlof en compensatieverlof’ gaat van 50 naar 100 weken. Deze extra bovenwettelijke vakantiedagen (zonder verplichting om die op korte termijn op te nemen) kunnen in cao’s of individuele arbeidscontracten als compensatie van zwaar werk worden afgesproken. Aanspraken op dit vakantieverlof rekent een werkgever niet tot het loon, voor zover de aanspraken aan het einde van een kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van 100 weken. Werknemers kunnen de vakantie-uren opsparen voor bijvoorbeeld het volgen van scholing, een sabbatical of om eerder (gedeeltelijk) met pensioen te gaan.