Diep in het BTW-glaasje kijken
Een biertje of wijntje bij het eten in een restaurant valt altijd onder het hoge BTW-tarief, heeft de Hoge Raad bepaald. Ondanks dat voor het eten zelf, en trouwens ook voor frisdrank, het verlaagde 9%-tarief geldt. De wetgever mag echter een uitzondering maken voor alcoholische dranken, stelt de Hoge Raad.
Een restauranthouder was naar de rechter gestapt om dit onderscheid aan te kaarten. Hij vond het vreemd dat er twee verschillende BTW-tarieven gelden, terwijl het maar om één dienst gaat. Namelijk een avondje dineren in een restaurant. Bier of geen bier. Deze wettelijke regels strookten volgens de ondernemer ook niet met Europese rechtspraak.
Welk BTW-tarief voor twee verschillende diensten?
Over dergelijke ‘samengestelde prestaties’ is vaker discussie met de Belastingdienst. Bij zulke diensten gelden verschillende BTW-tarieven. Zo heeft de Nederlandse rechter zich al een paar keer gebogen over het tarief voor parkeren bij een pretpark. Voor het toegangskaartje geldt namelijk het verlaagde BTW-tarief, maar voor parkeren niet. Ook daar is dus de vraag of dit samen één dienst is. Tot nu toe trekken rechters de conclusie dat dit niet het geval is, en dat parkeerders 21% moeten aftikken.
Vorig jaar moest het Europese Hof van Justitie een oordeel vellen over de Amsterdam ArenA, die een museumbezoek en een rondleiding allebei onder het verlaagde tarief bracht. Voor musea geldt inderdaad het lage tarief, maar voor rondleidingen in principe niet. Het Europese Hof concludeerde dat als een dienst bestaat uit twee onderdelen, die allebei belast moeten worden tegen het tarief van het hoofdelement.
Ruimte om alcohol uit te zonderen van laag BTW-tarief
Als die lijn wordt doorgetrokken zou het hoofdelement ook bij het dineravondje het BTW-tarief moeten bepalen. En dat is het eten, vond de ondernemer. Toch was er in deze zaak wat de Hoge Raad betreft geen twijfel mogelijk. Er geldt een uitzondering als de wetgever het verlaagde BTW-tarief selectief toepast op iets dat duidelijk te onderscheiden is ‘los van de overige door de ondernemer verrichte prestaties’.
De Hoge Raad wees erop dat de Europese richtlijnen landen de mogelijkheid geven om alcohol uit te zonderen van het verlaagde BTW-tarief. Nederland gebruikt die mogelijkheid, en het is ook vrij duidelijk te onderscheiden of er wel of geen alcohol in de drank zit. Het BTW-onderscheid kan dus juridisch prima door de beugel, aldus de Hoge Raad.
Hoge Raad, 8 november 2019, ECLI (verkort): 1724