Eerste gevolgen pensioenakkoord vanaf 2020 merkbaar
In juni kwam er eindelijk een pensioenakkoord. In de Rijksbegroting van het ministerie van SZW wordt nogmaals aangegeven dat het wettelijk kader voor de pensioenvernieuwing per 2022 gereed moet zijn. Maar ook in 2020 heeft het akkoord al gevolgen.
De komende tijd werken het kabinet en de sociale partners de afspraken uit het pensioenakkoord uit. Eén van de afspraken – de vertraagde stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2020 – is al in een wetsvoorstel gegoten en definitief gemaakt. Voor de maatregel is wel geld nodig. Het kabinet haalt dit onder andere uit de middelen van de Wet tegemoetkomingen loondomein. Het jeugd-LIV wordt met ingang van 2020 gehalveerd en met ingang van 2024 afgeschaft. Ook gaat het hoge tarief van het lage-inkomensvoordeel per 2020 omlaag van maximaal € 2.000 naar € 1.000 per jaar.
Miljoenen voor duurzame inzetbaarheid
De verhoging van de AOW-leeftijd vraagt om blijvende aandacht voor de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Het kabinet stelt daarom vanaf 2020 structureel € 10 miljoen beschikbaar voor beleid dat is gericht op gezond doorwerken tot het pensioen. Bovendien zullen de sociale partners per sector maatwerkafspraken maken over duurzame inzetbaarheid en de mogelijkheden om vervroegd uit te treden via een tijdelijke vrijstelling van de regeling vervroegd uittreden (RVU). Voor de maatwerkaanpak in de sectoren is vanaf 2021 vier jaar lang € 200 miljoen per jaar beschikbaar.
Relevante maatregel voor pensioenkorting
In haar Rijksbegroting voor 2020 vat het ministerie van SZW twaalf maatregelen uit het pensioenakkoord samen waar werkgevers en werknemers mee te maken zullen krijgen. Een voorbeeld (naast de hiervoor genoemde maatregelen) is dat pensioenfondsen straks minder buffers hoeven op te bouwen, waardoor financiële mee- of tegenvallers sneller worden toebedeeld of gekort. De pensioenkortingen vormen momenteel een veelbesproken thema en lijken voor een deel van de werknemers onafwendbaar in 2020. Dit komt ook naar voren in de Macro Economische Verkenning 2020 van het Centraal Planbureau.