Vragen over: OR & duurzame inzetbaarheid
Per 1 januari 2024 is de AOW-gerechtigde leeftijd vastgesteld op 67 jaar. Hoewel de AOW-leeftijd tot en met 2027 gelijk blijft, is aandacht voor duurzame inzetbaarheid nog altijd nodig! Werknemers moeten immers nog steeds lang doorwerken. Wat kan de ondernemingsraad (OR) doen om de duurzame inzetbaarheid van de achterban te vergroten?
De leeftijd waarop werknemers voor het eerst een AOW-uitkering ontvangen, is per 1 januari 2024 gestegen van 66 jaar en 10 maanden naar 67 jaar. De AOW-leeftijd blijft tot en met 2027 onveranderd, maar stijgt in 2028 naar 67 jaar en 3 maanden. Duurzame inzetbaarheid zorgt ervoor dat werknemers hun werk tot het moment dat zij met pensioen gaan in goede gezondheid kunnen blijven uitvoeren. De OR speelt hierin een doorslaggevende rol.
In hoeverre heeft de OR invloed op beleid voor duurzame inzetbaarheid?
De OR heeft veel invloed op de besluiten die duurzame inzetbaarheid van werknemers bevorderen. De OR heeft volgens artikel 27, lid 1 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) namelijk instemmingsrecht op alle regelingen rond arbeidsomstandigheden (veilig en gezond werken, maar ook de zorg voor de psychosociale arbeidsomstandigheden), ziekteverzuim en re-integratie, scholing voor werknemers (de sleutel tot de duurzame inzetbaarheid), het bevorderingsbeleid (regelingen die het ontwikkelen van de mogelijkheden van de werknemers binnen de organisatie bevorderen), de werktijd- of vakantieregelingen (gezond roosteren) of de invoering van het generatiepact (maatregelen waardoor ouderen minder uren kunnen werken en er werk vrijkomt voor jongere werknemers). Al deze regelingen bevatten elementen die de duurzame inzetbaarheid van werknemers kunnen bevorderen. De OR kan hierop invloed uitoefenen door bijvoorbeeld aanvullende eisen te stellen aan de invoering of wijziging van regelingen voordat de OR instemming verleent.
In hoeverre is de OR ook in praktische zin betrokken bij duurzame inzetbaarheid?
Het instemmingsrecht van de OR bij het arbobeleid (infographic) dwingt de OR om actief op te treden bij belangrijke besluiten over duurzame inzetbaarheid. Daarbij is het van belang dat de OR rekening houdt met de verschillende levensfasen van de werknemers in de organisatie. Zo heeft een starter op de arbeidsmarkt andere behoeften dan zijn collega die al meer dan 40 jaar aan het werk is en bijvoorbeeld ook mantelzorger is. De OR kan in het overleg met de bedrijfsarts de maatregelen bespreken die nodig zijn om werkgerelateerde uitval te voorkomen. Dat geldt ook voor de maatregelen die de bestuurder kan nemen tegen werkdruk en werkstress.
Hoe kan de OR verder bijdragen aan de duurzame inzetbaarheid van zijn achterban?
De OR heeft hierbij een stimulerende functie. Artikel 28, lid 1 WOR geeft de OR namelijk de opdracht om een goede naleving van gemaakte afspraken en (wettelijke) regels op het gebied van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden te bevorderen. De OR doet er goed aan om zich actief te bemoeien met de invoering of wijziging van het arbobeleid. Dan kan de OR immers al in een vroeg stadium invloed uitoefenen op de invulling en de praktische toepassing van de regelingen en zijn stempel drukken op het beleid.
In de rubriek 'Vragen over' behandelt Rendement een onderwerp waar lezers veel vragen over hebben. Heeft u ook een vraag? Stel deze dan aan de adviseurs van de adviesdesk!