BTW-correctie auto van de zaak van winst aftrekken
Een ondernemer die een BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak in zijn BTW-aangifte heeft opgenomen, mag dit bedrag aftrekken van zijn winst voor de inkomstenbelasting (IB). Dit kan door een toezegging van de staatssecretaris uit 1975.
Sinds 1 juli 2011 moet een ondernemer voor de BTW-correctie voor privégebruik van de auto van de zaak uitgaan van het werkelijk gebruik of aansluiten bij een forfait van 2,7% van de cataloguswaarde (inclusief BTW en BPM) van de auto van de zaak. De BTW-ondernemer verwerkt de BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak in de laatste BTW-aangifte (tool) van het jaar.
In deze zaak ging het om een man die in zijn BTW-aangifte een bedrag van € 877 had opgenomen als BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak. Dit bedrag trok hij van zijn winst voor de IB af. Dit mocht niet van de inspecteur.
Beroep op vertrouwensbeginsel
De man deed een beroep op het vertrouwensbeginsel (tool) vanwege een brief van de staatssecretaris uit 1975. In deze brief van 17 januari 1975 had de staatssecretaris namelijk aangegeven dat hij niet in cassatie ging tegen de uitspraak van gerechtshof Den Haag van 16 december 1973. Door deze uitspraak mocht een ondernemer de BTW die hij moest betalen vanwege het privégebruik van de auto van de zaak van zijn winst uit onderneming aftrekken.
Goedkeuring is nooit ingetrokken
Rechtbank Zeeland-West-Brabant gaf aan dat de staatssecretaris met zijn brief uit 1975 het vertrouwen had gewekt dat de man de voor het privégebruik van de auto verschuldigde BTW ten laste van zijn winst mocht brengen. De rechtbank vond dat de staatssecretaris door de brief aangaf dat deze uitspraak als richtlijn mocht worden genomen. De goedkeuring in de brief is ook nooit ingetrokken door de staatssecretaris. De inspecteur moest de aftrek van het bedrag van de BTW-correctie dus toestaan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 april 2019 (gepubliceerd 9 mei 2019), ECLI (verkort): 1.515