Het verschil: factuurstelsel en kasstelsel
De belasting over de toegevoegde waarde (BTW) is een indirecte belasting. Dit betekent dat de eindgebruiker van goederen of diensten de belasting betaalt. Een organisatie brengt deze BTW bovenop de prijs van het product of de dienst in rekening bij de klant. De BTW moet de organisatie vervolgens weer afdragen. Dat kan volgens het factuurstelsel of volgens het kasstelsel. Wat is het verschil?
Levert een organisatie vooral producten en diensten aan ondernemers voor de BTW (tool)? Dan moet het factuurstelsel worden toegepast. Dat gebeurt door vrijwel alle organisaties. Aftrek van voorbelasting wordt in dit geval in de BTW aangifte (tool) opgenomen op basis van de factuurdatum op de ontvangen factuur. De uitreikdatum van de factuur bepaalt dus het moment waarop organisaties de BTW moeten gaan afdragen. De factuur moet dan uiterlijk op de vijftiende dag van de maand na de levering worden uitgereikt aan de klant.
Het kasstelsel gaat uit van ontvangen bedragen
Een beperkte groep mag de BTW berekenen op basis van het kasstelsel (tool), waarbij de afdracht is gebaseerd op de ontvangen bedragen in de aangifteperiode. Hierbij is de kas- en bankadministratie het uitgangspunt. De BTW wordt berekend over de inkomsten uit het tijdvak waarover de aangifte gaat, die daadwerkelijk zijn bijgeboekt op de bankrekening of ontvangen zijn in de kas. Het voeren van een administratie (tool) is dus van belang. Het gaat hierbij om winkeliers, marktkooplieden, schoenherstellers, kappers, glazenwassers, exploitanten van wasserijen, rijwielherstellers, exploitanten van schoonheidssalons en spa’s, behangers, stoffeerders, exploitanten van horecabedrijven en houders van autorijscholen. In principe is toepassing van het kasstelsel voor de genoemde categorie ondernemers verplicht. Organisaties waarvan het klantenbestand voor meer dan 90% uit particulieren bestaat, moeten ook het kasstelsel volgen. Advocaten en procureurs die hun praktijk voor eigen rekening en risico als eenmanszaak drijven mogen, als ze dat willen, ook het kasstelsel toepassen.
De 80%-norm biedt ook ruimte om het kasstelsel toe te passen
Heeft een organisatie gedurende een periode van langer dan één kalenderjaar voor ten minste 80% prestaties verricht aan niet-ondernemers, dan kan de Belastingdienst een verzoek accepteren om het kasstelsel te mogen toepassen. Daarbij moet de organisatie die het verzoek indient aan de hand van de omzet aantonen dat de 80%-norm behaald is.
FACTUURSTELSEL: van toepassing als vooral aan ondernemers wordt geleverd. De uitreikdatum van de factuur bepaalt dan het moment waarop BTW moet worden afgedragen
KASSTELSEL: levering is vooral aan particulieren, waarbij de BTW wordt afgedragen in de periode waarin de betaling van de klant is ontvangen