Beslagvrije voet per 1 juli 2018 omhoog naar € 1.281,29
Per 1 juli 2018 stijgt de maandelijkse beslagvrije voet bij loonbeslag voor echtparen vanaf 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd van € 1.275,59 naar van € 1.281,29. Voor alleenstaanden met of zonder kinderen gaat de beslagvrije voet per 1 juli naar € 896,90.
Veel organisaties krijgen wel eens te maken met een loonbeslag. De schuldeiser legt dan beslag op een deel van het loon van een werknemer. Dat mag echter niet zijn hele loon zijn, er is namelijk een deel waar de beslaglegger van af moet blijven: de beslagvrije voet, oftewel het deel van het loon dat de werknemer mag houden voor zijn levensonderhoud en vaste lasten. De beslagvrije voet wordt ieder half jaar geïndexeerd. Ook per 1 juli 2018 gaan de bedragen (tool) omhoog.
Nieuwe methode sinds 1 januari
Sinds 1 januari 2018 geldt er een nieuwe methode om de beslagvrije voet bij loonbeslag te berekenen. Die was nodig, omdat veel werknemers niet de juiste gegevens aanleverden bij de gerechtsdeurwaarder of invorderingsambtenaar, waardoor hun beslagvrije voet te laag werd vastgesteld.
Het uitgangspunt van de beslagvrije voet is hetzelfde gebleven: minimaal 90% van de bijstandsnorm inclusief 8% vakantiebijslag. Net als bij de bijstand is de hoogte van de beslagvrije voet dus afhankelijk van de leeftijd, huwelijkse staat en gezinssituatie van de werknemer.
Niet alles telt mee
Loonbeslag geldt niet voor alle bedragen die de werknemer elk tijdvak uitbetaald krijgt. Op de vakantiebijslag, dertiende maand of belaste bonus mag wel beslag gelegd worden, maar op bijvoorbeeld een vaste kostenvergoeding niet.
Als een loonbeslag van een werknemer meerdere tijdvakken duurt, moet zijn werkgever er goed op letten dat de gerechtsdeurwaarder of invorderingsambtenaar per 1 juli ook het bedrag aanpast waar hij beslag op legt. Hij moet dan namelijk rekening houden met de nieuwe beslagvrije voet, óók voor bestaande beslagen.