Ondernemer zonder contract met bv loopt gunstig tarief mis
Voor ondernemers met hoge inkomens/winsten is het in de regel gunstiger om onder de vennootschapsbelasting (VPB) te vallen dan onder de inkomstenbelasting. Maar dan zullen zij wel moeten aantonen dat zij ook echt werken voor een onderneming. Zonder arbeidsovereenkomst of loonkosten op de balans gaat de VPB-vlieger niet op, zo blijkt maar weer uit een recente uitspraak.
In dit geval ging het om een man die coachingswerkzaamheden verrichte. Hij ging bij de rechter in beroep tegen een aanslag voor de inkomstenbelasting over het jaar 2014. De inspecteur legde over dat jaar een aanslag op over een geschat inkomen van € 50.000 dat als resultaat uit overige werkzaamheden werd aangemerkt. De inspecteur kwam tot die schatting doordat er een bedrag van ruim € 69.000 was binnengekomen op de bankrekening van de man. Na aftrek van BTW kwam de inspecteur op een inkomen van circa € 50.000.
Verschil tussen VPB en inkomstenbelasting
De man bracht daar tegenin dat het bedrag dat op zijn bankrekening was binnengekomen inkomsten van een bv waren. Dat geld zou dus moeten worden meegenomen bij de aangifte VPB van die bv.
Op een inkomen van € 50.000 scheelt het een zwik belasting of dat bedrag onder de inkomstenbelasting of onder de VPB valt (tools). Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt namelijk belast in box 1 van de inkomstenbelasting, in dit geval tegen ruim 40%. Winst uit onderneming is belast in de VPB en daar is het tarief 20% tot een bedrag van € 200.000. Maar dan moet dus wel duidelijk zijn dat er sprake is van werkzaamheden voor een VPB-plichtige onderneming. En daarbij liep het in deze zaak spaak.
Niets wijst op dienstbetrekking bij bv
Het gerechtshof kon namelijk niets ontdekken wat erop wees dat de man in dienst was bij de bv. Er was geen arbeidsovereenkomst, de bv had geen aangifte voor de loonheffingen gedaan en in de aangifte VPB over 2014 waren ook nog eens geen loonkosten opgenomen. Al met al oordeelde het hof dus dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. De inspecteur had de inkomsten terecht als resultaat uit overige werkzaamheden geteld. Het hof vond de schatting van € 50.000 bovendien niet te hoog. De aanslag inkomstenbelasting bleef dus in stand.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 mei 2018, ECLI (verkort): 4411