Fiscus voldoet aan bewijslast met informatiebeschikking
De inspecteur mag met een zogeheten informatiebeschikking gegevens opvragen die een belastingplichtige niet heeft verstrekt. Een ondernemer die bezwaar maakte tegen een dergelijke beschikking kreeg van de rechter nul op het rekest. De inspecteur had de gegevens namelijk nodig om te kunnen voldoen aan zijn bewijslast.
In deze zaak draaide het om een directeur-grootaandeelhouder (dga) van een natuursteenbedrijf. Hij had een rekening-courant bij zijn bv. Bij de aangifte inkomstenbelasting over 2012 voerde de dga een aftrekpost op van ruim € 130.000, als negatief resultaat uit ‘ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen’. De inspecteur ging niet akkoord met die aftrekpost en zette in de aanslag het resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen op nihil.
Dga moet bankafschriften aanleveren
De dga maakte bezwaar tegen die aanslag. Daarop vroeg de inspecteur de man vier keer om informatie waaruit zou moeten blijken dat hij het geld had overgemaakt aan de bv. De dga verstrekte die afschriften niet, en daarom kwam de inspecteur met een informatiebeschikking.
Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is iedereen namelijk verplicht om informatie aan te leveren die van belang kan zijn voor de belastingheffing. Als de inspecteur vindt dat een belastingplichtige daar niet of niet voldoende aan heeft voldaan, kan hij een informatiebeschikking opleggen. In dit geval om alsnog de bankafschriften te krijgen. De dga ging echter in beroep tegen deze beschikking.
Rechter: inspecteur heeft belang bij beschikking
Voor de rechter voerde de dga aan dat het opleggen van de beschikking in strijd zou zijn met het vertrouwensbeginsel. Bij hem was namelijk het vertrouwen gewekt dat de Belastingdienst akkoord was met de hoogte van de rekening-courant. Maar de rechter wees erop dat het in deze procedure niet ging over de hoogte van de rekening-courant, maar over de vraag of de beschikking terecht was opgelegd. Verder vond de dga dat de informatiebeschikking in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel, onder meer omdat te onduidelijk zou zijn welke gegevens hij precies moest aanleveren. Maar ook daar ging de rechtbank niet in mee.
De rechter oordeelde dat de inspecteur belang had bij het opleggen van de informatiebeschikking. De bewijslast dat de aftrekpost onterecht was ligt namelijk bij de inspecteur. De beschikking bleef dus in stand en de dga kreeg twaalf weken de tijd om de bankafschriften alsnog aan te leveren.
Rechtbank Noord-Nederland, 24 april 2018, ECLI (verkort): 1438