Verruiming heffingskortingen moet werken lonender maken

In het regeerakkoord staan een aantal maatregelen die ingrijpen op de heffingskortingen in de loon- en inkomstenbelasting. Deze aanpassingen moeten ervoor zorgen dat werken de moeite waard is.

Eén van de uitgangspunten van het regeerakkoord is dat (meer) werken moet lonen. Om dat voor zo veel mogelijk doelgroepen voor elkaar te krijgen, worden ook een aantal heffingskortingen verhoogd. Hierdoor hoeven werknemers over een groter deel van hun inkomen geen belasting te betalen. De volgende ontwikkelingen in de heffingskortingen staan in het regeerakkoord 2017 (tool):

  • Er wordt vanaf 2019 extra budget uitgetrokken voor de algemene heffingskorting. Per 2021 is deze verhoging compleet. Dan valt hij ongeveer € 350 hoger uit.
  • Het maximumbedrag van de arbeidskorting gaat vanaf 2020 omhoog. Vanaf 2021 is hij ongeveer € 365 hoger. In 2019 is er ook al sprake van een verhoging van de arbeidskorting, met € 180. Deze verhoging wordt gecompenseerd door de arbeidskorting sneller af te bouwen. Het afbouwpercentage wordt 6%.
  • De ouderenkorting gaat per 2019 met ongeveer € 160 omhoog. Tegelijkertijd wordt de inkomensafhankelijke afbouw (die nu vanaf een harde grens plaatsvindt) vervangen door een geleidelijke afbouw van 15%.
  • De inkomensafhankelijke combinatiekorting in de inkomstenbelasting wordt per 2019 anders opgebouwd. Nu wordt deze korting toegepast vanaf een bepaald bedrag, straks al vanaf de eerste euro. Het opbouwpercentage gaat naar 11,45%. Hierdoor blijft de maximale korting gelijk, maar kan de ontvanger hier al bij een lager inkomen optimaal van profiteren.

Geen korting meer voor ZW’ers zonder dienstverband

Verder hebben uitkeringsgerechtigden met een Ziektewetuitkering en zonder dienstverband straks niet langer recht op arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze maatregel geldt per 2020 alleen voor nieuwe gevallen. Dat betekent dat hij pas in het derde jaar na invoering (2022) volledig van kracht zal zijn.