Koopovereenkomst is geen investering voor HIR
U kunt de boekwinst bij de verkoop van een bedrijfsmiddel toevoegen aan een herinvesteringsreserve (HIR) als u het voornemen heeft om binnen drie jaar te herinvesteren. Uit de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt dat het aangaan van een koopovereenkomst onvoldoende is voor een afboeking van de HIR.
In deze zaak ging het om een holding bv, die samen met drie andere bv’s een fiscale eenheid vormde. In 2001 verkochten de twee dochter-bv’s van de fiscale eenheid de bedrijfsmiddelen en vormde voor de opbrengst een HIR van in totaal € 5.793.682. Eind 2004 sloten de bv’s een aantal overeenkomsten voor de aankoop van verschillende onroerende goederen. Voor deze aankoop konden ze dan de HIR gebruiken. De levering en betaling zou in het eerste kwartaal van 2005 plaatsvinden. Op 24 december 2004 – na het afsluiten van de koopovereenkomsten – verkocht de holding bv haar aandelen in de twee dochter-bv’s. Op basis van de aangifte vennootschapsbelasting ontstond er discussie over het toepassen van de HIR.
HIR afboeken op aanschaffings- of voorbrengingskosten
De rechter gaf aan dat de bv een HIR mocht vormen, omdat het herinvesteringsvoornemen continu aanwezig was geweest. De bv mocht de HIR echter pas afboeken als er aanschaffings- of voortbrengingskosten waren gemaakt voor een nieuw bedrijfsmiddel. Het sluiten van een verkoopovereenkomst zonder betaling of levering was daarvoor volgens de rechter onvoldoende. De herinvestering had dus niet plaatsgevonden voor de verkoop van de aandelen. Door de verkoop van de aandelen wijzigde het uiteindelijke belang en moest de HIR vrijvallen in de winst van de fiscale eenheid. De inspecteur had dus terecht de aangifte vennootschapsbelasting gecorrigeerd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12 december 2013, ECLI (verkort): 9568