Aparte gerechtigheid bepaalt soortaandelen
U heeft een aanmerkelijk belang als u al dan niet samen met uw partner direct of indirect ten minste 5% van de aandelen heeft van uw bv. Het kan ook zo zijn dat u ten minste 5% van bepaalde soortaandelen bezit. Er was echter discussie over de vraag wanneer sprake was van een soortaandeel. De Hoge Raad heeft hier recent uitsluitsel over gegeven en de criteria hiervoor aangegeven.
Van dezelfde soortaandelen is sprake als de aandelen onderling inwisselbaar zijn. In dat geval zijn de rechten van de aandelen identiek. In de wet is opgenomen wanneer in ieder geval sprake is van één soort. Dit is het geval als het gaat om aandelen die zich uitsluitend onderscheiden doordat aan die aandelen een benoemingsrecht, het recht de naam van de vennootschap te mogen bepalen of een met die rechten vergelijkbaar recht is gekoppeld. Deze aandelen behoren dan niet tot een aparte soort. Van een soortaandeel kan wel sprake zijn als het gaat om (cumulatief) preferente aandelen en mogelijk ook letteraandelen. Letteraandelen zijn pas een aparte soort als de aandeelhouders gerechtigd zijn tot andere reserves of andere vermogensbestanddelen.
Verschil in besluitvorming
In een recent arrest moest de Hoge Raad bepalen of de aandeelhouder een aanmerkelijk belang had in een bepaalde soort aandelen. De bv in deze zaak had naast cumulatief preferente aandelen, ook aandelen A en aandelen B. Deze laatste aandelen verschilde in nominale waarde, agioreserve en stemrecht. De aandeelhouder had 5,2% van de aandelen A, maar slechts 3,25% van de aandelen A en B samen. Bij vervreemding van zijn aandelen vond de aandeelhouder dat hij in zijn aangifte inkomstenbelasting geen vervreemdingsvoordeel in aanmerking hoefde te nemen. Volgens de inspecteur bezat de aandeelhouder wel een aanmerkelijk belang in de aandelen A en moest hij wel belasting betalen in box 2. Volgens de Hoge Raad zijn het soortaandelen als er sprake is van een bijzondere gerechtigheid tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de bv of als er tussen de verschillende soorten aandelen uitsluitend een verschil bestaat met betrekking tot de besluitvorming over de uitkeringen van winst of vermogen van de bv. De inspecteur had gelijk, want de Hoge Raad oordeelde dat de aandelen A en B niet van dezelfde soort waren. De aandeelhouder had dus een aanmerkelijk belang.
Hoge Raad, 16 december 2011,LJN: BN7252