BTW oninbare vorderingen apart terugvragen

Afgedragen BTW op facturen die oninbaar blijken te zijn, kunt u niet terugvragen bij de Belastingdienst door middel van de reguliere BTW-aangifte. U moet daarvoor een apart verzoek indienen bij uw lokale belastingkantoor. Een recente uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam schept definitief duidelijkheid in deze kwestie.

BTW die u in rekening brengt aan afnemers moet u zo snel mogelijk aangeven bij de fiscus en vervolgens afdragen. Maar als de factuur achteraf oninbaar blijkt te zijn, mag u de afgedragen BTW terugvragen. Vóór 2005 kon dat zowel via de reguliere BTW-aangifte als via een verzoek aan uw lokale belastingkantoor. Sinds de invoering van de elektronische BTW-aangifte kunt u geen teruggaaf vanwege oninbare vorderingen meer doen via de BTW-aangifte.

Elektronische BTW-aangifte en dubieuze debiteuren

Een accountants- en belastingadvieskantoor had dat bij de BTW-aangifte over januari 2008 toch gedaan. In totaal was ruim € 9.000 als voorbelasting in aftrek gebracht, terwijl het eigenlijk ging om afgedragen BTW op oninbare vorderingen. De inspecteur ging met deze werkwijze niet akkoord. Het kantoor stelde echter dat het sinds 2005 niet meer mogelijk was om een volledige BTW-aangifte te doen, omdat het elektronische aangiftebiljet geen veld bevat voor vorderingen op dubieuze debiteuren.

Verzoek teruggaaf BTW moet apart

Het Gerechtshof in Amsterdam liet zich niet uit over deze stelling. Maar wel gaven de raadsheren aan dat de wet duidelijk was: een verzoek tot teruggaaf van BTW als gevolg van oninbare vorderingen moet apart gedaan worden. Daarom had de inspecteur in deze zaak het gelijk aan zijn zijde.
Gerechtshof Amsterdam, 4 april 2013, LJN: BZ7222