Dwaling alleen gegrond met harde bewijzen
U sluit namens uw onderneming een overeenkomst, maar achteraf bent u toch niet tevreden met de gevolgen hiervan. Het liefst wilt u dan natuurlijk van de overeenkomst af. U kunt dan een poging wagen om u te beroepen op dwaling, maar dit gaat niet zo gemakkelijk. Uw onderneming kan namelijk pas een beroep op dwaling doen als u harde bewijzen heeft voor het feit dat een overeenkomst niet zou zijn gesloten als de zaken wel juist waren weergeven.
Bij dwaling is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken die verstrekkende gevolgen heeft voor bijvoorbeeld het sluiten van een overeenkomst, omdat deze niet zou zijn gesloten als de zaken juist waren voorgesteld. Als blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van dwaling, kan de rechter de overeenkomst vernietigbaar verklaren. Een bv verkocht een pand aan de moeder-bv. De inspecteur stelde echter vast dat de verkoop niet had plaatsgevonden binnen de fiscale eenheid. Dit was wel de bedoeling geweest, dus beriepen de bv en haar moeder-bv zich op dwaling. Hierop betrok de inspecteur de boekwinst van de verkoop van het pand bij de winst van de bv.
Bekend met regels rondom fiscale eenheid
Het verzoek voor de fiscale eenheid was namelijk te laat ingediend en gold niet met terugwerkende kracht tot de periode voor de verkoop, zoals de bv en de moeder-bv wensten. De bv en de moeder-bv beweerden dat tot het moment van de vorming van de fiscale eenheid het pand bij de bv hoorde; pas daarna zou het zijn overgegaan naar de moeder-bv. Het gerechtshof in Arnhem was hier niet van overtuigd. Bovendien hadden beide partijen laten weten bekend te zijn met de regels rondom de fiscale eenheid en de fiscale gevolgen hiervan, dus er was volgens het hof ook geen sprake van dwaling. Hiervoor ontbrak ook hard bewijs. De inspecteur werd dus in het gelijk gesteld.
Gerechtshof Arnhem, 22 mei 2012, LJN: BW6254