Bedrijfsopvolgingsfaciliteit discrimeert niet
Verkrijgt u bij een erfenis privévermogen dan is hierop de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) niet van toepassing. De rechter vindt dat deze situatie niet gelijk is te stellen met de verkrijging van ondernemingsvermogen. Er is geen sprake van een ongelijke behandeling. Dit in tegenstelling tot de uitspraak van de rechtbank in Breda, waar het gerechtshof zich nu over buigt.
Voldoet u aan de voorwaarden van de BOF dan geldt er een vrijstelling voor een deel van het ondernemingsvermogen. Deze BOF staat sinds kort door een uitspraak van de rechtbank in Breda ter discussie. In het bericht ‘Discriminatie bij bedrijfsopvolgingsfaciliteit’ kon u lezen dat de rechtbank in Breda vond dat er geen onderscheid gemaakt mocht worden tussen het ondernemingsvermogen en het privévermogen. De rechtbank in Arnhem lijkt daar echter anders over te denken.
Geen gelijke gevallen
In deze zaak ging het om een man die op het moment van zijn overlijden in het bezit was van aandelen in een bv. De bezittingen van de bv bestonden uit 15 panden. De kinderen van de man verkregen elk een gelijk deel van de aandelen. Eén van de kinderen deed in zijn aangifte successierecht een beroep op de BOF. De inspecteur vond dat er geen sprake was van meer dan normaal vermogensbeheer en dus van het drijven van een onderneming. De BOF was volgens hem niet van toepassing. Volgens de rechter dreef de erfgenaam met de aandelen geen onderneming. In tegenstelling tot de uitspraak van de rechtbank in Breda was er volgens de rechtbank in Arnhem geen sprake van gelijke gevallen bij de verkrijging van ondernemingsvermogen en privévermogen. Mocht dat wel het geval zijn dan bestond er voldoende reden voor een verschil in behandeling. De erfgenaam kreeg dus geen vrijstelling voor de verkrijging van de aandelen.
Rechtbank Arnhem, 1 november 2012, LJN: BY2093