Familiebedrijf behoedzaam met innovatie
Familiebedrijven gaan anders om met innovatie dan ondernemingen zonder familie-inbreng. Ze geven gemiddeld een lager percentage van de omzet uit aan het ontwikkelen van iets nieuws en mikken bovendien meer op de lange termijn met hun innovaties.
Adviesorganisatie PwC heeft onderzoek gedaan naar het klimaat voor innovatie in ons land, en heeft daarbij specifiek gekeken naar de verschillen tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. De meeste familiebedrijven geven tussen de 1% en 5% van hun omzet uit aan nieuwe producten en diensten, terwijl het merendeel van de niet-familiebedrijven boven de 5% zit. Eén op de vijf zit zelfs op 10% van de omzet.
Innovatie familiebedrijf voor de lange termijn
Volgens PwC wil dat lagere percentage niet per se zeggen dat familiebedrijven minder geld beschikbaar hebben voor innovatie of er minder oog voor hebben. Ze gaan er vooral op een andere manier mee om: meer op de lange termijn gericht. Vandaar ook dat zij zich vooral richten op het verbeteren van bestaande producten en diensten (zogeheten incrementele innovatie). De meer revolutionaire vorm, zogeheten disruptieve innovatie, is minder aan familiebedrijven besteed, meldt PwC. Bij dat soort innovatie bedenken ondernemingen compleet nieuwe businessmodellen die een hele branche op stelten kunnen zetten.
Helft familiebedrijven betaalt innovatie uit eigen zak
Een ander verschil zit in de financiering van al die nieuwigheden. Familiebedrijven halen dat geld vooral uit de eigen middelen, terwijl ondernemingen zonder familieband zoeken naar externe financiering. Van de familiebedrijven maakt ook slechts de helft gebruik van subsidies en andere stimuleringsmaatregelen, zoals de WBSO (tool) en de innovatiebox (tool). De ondernemingen die deze regelingen links laat liggen zien vooral op tegen de verwachte rompslomp of vinden de subsidies ontoegankelijk, aldus het onderzoek.