BV mag belastingschuld van dga toch overnemen
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een bv een belastingschuld van haar directeur-grootaandeelhouder (dga) voor haar rekening mag nemen, zonder dat hierbij een vordering van de dga op de bv ontstaat. Dit betekent dat de dga dus ook geen rekening hoeft te houden met de terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) bij een dergelijke schuldovername.
De Hoge Raad stelt dat een bv in economische zin een belastingschuld van zijn dga kan overnemen als de bv en haar dga afspreken dat de bv niet alleen opdraait voor de schuld, maar ook profiteert van een eventuele kwijtschelding of teruggaaf. De schuld wordt feitelijk wel geïnd bij de dga, maar door zo’n overeenkomst van cessie (tool) ontstaat er volgens de Hoge Raad geen vordering van de dga op zijn bv. Daardoor komt de tbs-regeling dus ook niet in beeld. Eerder oordeelde de advocaat-generaal in deze zaak overigens nog dat een dergelijke constructie de tbs-regeling niet buiten de deur kon houden, maar de Hoge Raad heeft nu dus anders geoordeeld.
Goedkeuring van fiscus niet nodig
In die zaak had de Belastingdienst als schuldeiser geen toestemming gegeven voor de schuldoverdracht. Daarom stelde de fiscus dat de dga een vordering had op zijn bv voor het voldoen van de Belastingschuld. Maar volgens de Hoge Raad was het niet van belang of de fiscus toestemming had gegeven: door de schuldoverdracht was de bv draagplichtig geworden voor de schuld en had de dga er in economische zin niets meer mee te maken. Daarom was er dus ook geen vordering ontstaan die de inspecteur kon betrekken in de tbs-regeling.
Uitspraak aanleiding voor wetswijziging?
De uitspraak van de Hoge Raad is opmerkelijk, zeker gezien de eerdere overwegingen van de advocaat-generaal in dezelfde zaak. Het arrest impliceert dat een belastingschuld of belastingclaim in ieder geval in economische zin overdraagbaar is tussen een dga en zijn bv, zonder dat dit verdere fiscale consequenties heeft voor de dga. Het is dan ook niet ondenkbaar dat de staatssecretaris, die zelf in cassatie was gegaan in deze zaak, op korte termijn met reparatiewetgeving komt om deze maas in de wet te dichten.
Hoge Raad, 12 augustus 2016, ECLI (verkort): 1900