Beslagvrije voet: vast bedrag of berekening
Bij loonbeslag geldt straks een vast bedrag per leefsituatie. Alleen als werknemers minder verdienen dan een grensbedrag, moet er nog een berekening gemaakt worden. Dat staat in een hoofdlijnennotitie van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De vaststelling van de beslagvrije voet bij loonbeslag wordt eenvoudiger. Doordat de beslagvrije voet straks een vast bedrag per leefsituatie wordt, hoeven werknemers met schulden minder informatie aan te leveren en wordt de kans op fouten kleiner. Dat staat in een hoofdlijnennotitie (pdf) die staatssecretaris Klijnsma onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Toch geldt niet in alle gevallen een vast bedrag: als werknemers een inkomen hebben onder een zogenoemd grensbedrag, wordt er alsnog een berekening gemaakt. Hiervoor gaat de volgende verdeling gelden:
Bij laag inkomen toch nog een berekening
De precieze grensbedragen en percentages zijn nog niet bekend. Wel zijn er voorbeelden te geven. Voor een werknemer die alleenstaand is en geen kinderen heeft, geldt straks bijvoorbeeld een grensbedrag van € 1.625. Voor werknemers met een inkomen boven dit bedrag is de beslagvrije voet een vast bedrag, bijvoorbeeld € 1.275.
Als een werknemer een inkomen onder het grensbedrag heeft, maar boven het bedrag van de beslagvrije voet, geldt echter een andere beslagvrije voet: de berekening is dan bijvoorbeeld € 400 + 50% van het netto-inkomen. Als een werknemer € 1.400 netto verdient, is zijn beslagvrije voet dus € 400 + (50% van € 1.400 =) € 700 = € 1.100.
Voor werknemers die minder verdienen dan de eerdergenoemde beslagvrije voet van € 1.275 geldt dat hun beslagvrije voet 96% van hun netto-inkomen is. Een werknemer met een netto-inkomen van € 1.000 heeft dan dus een beslagvrije voet van € 960.