U werkt snel samen bij de tbs-regeling
Bij toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) is er snel sprake van een samenwerkingsverband. Het gerechtshof heeft namelijk aangegeven dat de inspecteur het begrip samenwerkingsverband ruim moet uitleggen. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de rechter in Amsterdam.
In de wet is opgenomen dat de inkomsten uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een samenwerkingsverband belast zijn tegen het progressieve tarief in box 1. Dit om te voorkomen dat deze vermogensbestanddelen slechts in box 3 belast zouden zijn tegen een effectief tarief van 1,2% (zogenoemde boxarbitrage). In deze zaak ging het om belastingadvieskantoor bestaande uit een holding-bv en een nv als werkmaatschappij. In 2006 was een belastingadviseur als partner toegetreden tot dit belastingadvieskantoor. In de overeenkomst tussen de holding-bv en de werk-bv van de adviseur was overeengekomen dat de werk-bv van deze adviseur aandelenkapitaal zou storten in de holding-bv en dat de belastingadviseur een achtergestelde lening zou verstrekken aan de nv. Voor deze achtergestelde lening sloot de adviseur een lening af bij de bank. De adviseur behaalde hiermee een positief rentesaldo. In tegenstelling tot de adviseur vond de inspecteur dat de opbrengsten uit de lening behoorden tot het inkomen uit werk en woning (box 1). Om zijn gelijk te halen ging de belastingadviseur naar de rechter.
Samenwerkingsverband was aanwezig
Om in dit geval aan belastingheffing in box 1 toe te komen moet er een samenwerkingsverband zijn tussen de partners, de werk-bv’s, de holding-bv en de nv. Volgens het gerechtshof moest de inspecteur in dit kader het begrip samenwerkingsverband ruim uitleggen. De rechtspersonen waren organisatorisch, juridisch en economisch verbonden. De rechters vonden dan ook dat sprake was van een samenwerkingsverband voor de tbs-regeling. Ondanks het feit dat de lening niet was verstrekt aan het samenwerkingsverband, maar aan één van de vennootschappen van het samenwerkingsverband was volgens het Hof toch sprake van een lening die onder de tbs-regeling viel. Dit kwam mede door de afspraken in de overeenkomst. Daarnaast diende de regeling voor het tegengaan van boxarbitrage, omdat de lening anders in box 3 zou vallen. De inspecteur kreeg dus gelijk en de rente was belast in box 1 tegen het progressieve tarief.
Gerechtshof Amsterdam, 30 juni 2011, LJN: BR1922