U bent hier

Onderneming & Fiscus
Terugwerkende kracht crisisheffing weer bevestigd

Terugwerkende kracht crisisheffing weer bevestigd

Het gerechtshof in Den Haag heeft bevestigd dat de crisisheffing – en met name de terugwerkende kracht van deze regeling – niet in strijd is met het internationaal beschermde recht op ongestoord genot van eigendom. Dat het om loon over 2011 ging toen de crisisheffing nog niet bestond, verandert daar niks aan.

Werkgevers waren in 2013 en 2014 verplicht een pseudo-eindheffing af te dragen over de lonen van werknemers die in het voorgaande kalenderjaar boven € 150.000 uitkwamen. Werkgevers konden in 2012 niet voorzien dat zij deze crisisheffing verschuldigd zouden zijn. Het is onder meer vanwege deze terugwerkende kracht dat de rechtmatigheid van de zogeheten pseudo-eindheffing hoog loon geregeld ter discussie staat. 

Loon over werkzaamheden in 2011

Wat in de genoemde zaak anders was dan in de eerdere rechtszaken tegen de crisisheffing was dat de uitbetaalde salarissen in deze zaak ook betrekking hadden op werkzaamheden in het jaar 2011. Over dat jaar was in feite geen crisisheffing verschuldigd. Het hof verwees echter in zijn oordeel naar eerdere arresten van de Hoge Raad en zag geen redenen om van het oordeel van de Hoge Raad af te wijken. De Hoge Raad had namelijk al in 2016 geoordeeld dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing geoorloofd was omdat hieraan specifieke en dwingende redenen ten grondslag lagen: de economische crisis en de acute noodzaak het begrotingstekort terug te dringen. Het oordeel van de rechtbank werd door het hof bevestigd.
Gerechtshof 's-Gravenhage, 27 juni 2017, ECLI (verkort): 1975