Selectieve betaling schuldeisers kost bestuurder geld
Een bv mag doorgaans zelf kiezen welke schuldeiser het eerst geld krijgt. Maar zodra er een faillissement in zicht komt, vervalt die vrijblijvendheid, zo bevestigt de rechtbank in Haarlem in een recente zaak. Sterker nog: de bestuurder moet mogelijk ook persoonlijk opdraaien voor de schade van schuldeisers.
In deze zaak draaide het om een medische privékliniek. Die had leningen lopen bij de Rabobank voor een bedrag van in totaal ruim € 3,6 miljoen. Maar toen afbetalingen uitbleven, waarschuwde de bank medio 2015 eerst dat de kliniek snel actie moest ondernemen. Dat leidde niet tot al te veel verbetering en uiteindelijk zegde Rabobank het krediet in april 2016 op. De kliniek werd niet veel later failliet verklaard.
Bank stelt bestuurder aansprakelijk voor schade
De Rabobank daagde de kliniek en de bestuurder voor de rechter en stelde hen aansprakelijk voor de geleden schade. Zij zouden onrechtmatig hebben gehandeld door schuldeisers selectief te betalen. Er was namelijk wel geld overgemaakt naar een gelieerde bv, die ook nog geld tegoed had, maar niet aan de bank. Volgens de Rabo was de bestuurder persoonlijk aansprakelijk omdat hij ervoor had gezorgd dat de stichting de ene schuldeiser wel betaalde en de andere – de bank dus – niet. De bank vorderde een bedrag van bijna zes ton.
De rechtbank stelde voorop dat een bestuurder in principe zelf mag kiezen welke rekening er eerst betaald wordt. Zolang alles op rolletjes loopt, is er geen algemene regel die voorschrijft welke schuldeiser eerst zijn geld moet krijgen. Daarbij maakt het ook niet uit of de schuldeiser nu een gelieerde vennootschap is of niet.
Wanneer was een faillissement onontkoombaar?
Maar zodra de bv afstevent op een faillissement, wordt de situatie anders, aldus de rechtbank. Daarbij draait het om het moment waarop de bestuurder wist of had moeten weten dat de bv bankroet zou gaan en dus niet meer alle schulden zou kunnen afbetalen. Dan moet hij namelijk rekening gaan houden met de rangorde van schuldeisers.
Volgens de bank lag dit moment al medio 2015. Maar de rechtbank hield het op 18 april 2016, de dag dat Rabobank het krediet opzegde. Ook na die datum waren er nog betalingen gedaan aan de gelieerde bv, zonder wat over te maken aan de bank. Dat merkte de rechtbank daarom aan als onrechtmatig handelen. De bestuurder was aansprakelijk voor de schade. De toegekende schade van ruim € 42.000 viel wel een stuk lager uit dan de zes ton die de bank aanvankelijk eiste.
Rechtbank Noord-Holland, 27 juni 2018, ECLI (verkort): 5244