Is de onderneming wel volledig gestaakt?
Een ondernemer voor de inkomstenbelasting die stopt met zijn bedrijf, ontvangt geen winst uit onderneming meer en zijn recht op ondernemersaftrek vervalt. Maar dan moet een onderneming wel daadwerkelijk gestaakt zijn, anders vangt de inspecteur bot bij de rechter.
In dit recent gepubliceerde vonnis van het gerechtshof in Den Bosch draaide het om een echtpaar dat samen een administratie- en belastingadvieskantoor runde. Zij hadden daarvoor een vennootschap onder firma opgezet (tool). In 2010 besloten ze een groot deel van het klantenbestand en een deel van de inventaris te verkopen aan een andere partij. Bij de vof bleven nog 13 klanten achter en ook wat meubels, computers, een printer en een bedrijfsauto.
Inspecteur corrigeert aangifte inkomstenbelasting
Bij de verkoop sprak het echtpaar af dat zij nog vijf jaar verbonden bleven aan de onderneming. De definitieve verkoopprijs zou ook pas na die vijf jaar bepaald worden, aan de hand van de gerealiseerde omzet (tool) over die periode. Bij de verkoop werden twee lijfrentes (tool) afgesloten voor de man en de vrouw, elk ter waarde van ruim een ton.
De inspecteur corrigeerde de aangifte inkomstenbelasting over 2010, omdat hij van mening was dat de onderneming volledig gestaakt was. En dus genoten de vennoten geen winst uit onderneming meer, maar moesten de inkomsten onder ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ vallen.
Rechter schroeft belastbaar inkomen flink terug
Voor de rechter was het de vraag of de onderneming volledig gestaakt was of niet. Het gerechtshof concludeerde dat er alleen sprake was van gedeeltelijke staking, en dat de inkomsten dus nog steeds onder de winst uit onderneming vielen. De vennoten liepen ook na de verkoop nog ondernemersrisico, want de verkoopprijs kon nog lager uitvallen als de omzet zou tegenvallen. Ook was niet álles van de onderneming verkocht: er bleven nog klanten en spullen achter bij de vof.
Ook voor wat betreft de aftrek van de lijfrente oordeelde het hof in het voordeel van de vennoten. In tegenstelling tot wat de inspecteur vond, mocht die lijfrente voor het volledige bedrag worden afgetrokken. Al met al resulteerde nog een belastbaar inkomen van iets meer dan € 45.000 voor de man. Minder dan de helft dus dan de dik € 112.000 die de inspecteur in aanmerking wilde nemen. Voor de vrouw gold dezelfde conclusie.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 30 november 2017, ECLI (verkort): 5283