Ondernemer krijgt BTW privégebruik auto terug
De Hoge Raad heeft in twee van de vier zaken die aan hem waren voorgelegd over de BTW en het privégebruik van de auto van de zaak geoordeeld dat deze heffing niet door de beugel kan. De ondernemer kan dus BTW terug verwachten.
Sinds 1 juli 2011 geldt er een nieuw systeem voor het bepalen van de BTW-correctie (tool) voor het privégebruik van de auto van de zaak. De Belastingdienst ontving al bijna 2 miljoen bezwaarschriften tegen deze BTW-correctie. De staatssecretaris heeft onlangs besloten een groot deel van deze bezwaren als massaal bezwaar aan te wijzen. Hiervoor had hij een viertal procedures geselecteerd die de Hoge Raad nu heeft beoordeeld. Ons hoogste rechtsorgaan heeft aangegeven dat als het gebruik van de forfaitaire regeling ertoe heeft geleid dat de ondernemer meer BTW betaald heeft dan de over de aan het privégebruik toe te rekenen (werkelijke) uitgaven, deze recht heeft op een teruggave van BTW. Hij moet dan wel gegevens kunnen verstrekken over de omvang van het privégebruik. Hierbij hoeft het niet per se om een kilometeradministratie te gaan. Ook aan de hand van de aard van de onderneming, de zakelijke doeleinden waarvoor de auto bruikbaar is of de werkzaamheden binnen de onderneming van degene die de auto gebruikt of statistische gegevens kan bewijs geleverd worden.
Geen ongerechtvaardigd verschil
In twee van de vier zaken was als argument aangevoerd dat leaseauto’s voor de BTW anders werden behandeld dan auto’s die de ondernemer in eigendom had, omdat voor leaseauto’s die zonder vergoeding voor privédoeleinden werden gebruikt, geen heffing van BTW verschuldigd zou zijn. De Hoge Raad vond dat er van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen leaseauto’s en auto’s die de ondernemer in eigendom heeft geen sprake was omdat zowel over het privégebruik van leaseauto’s als van auto’s die de ondernemer in eigendom heeft BTW verschuldigd was. De rechter vond ook dat de terugwerkende kracht van de regeling (van 1 januari 2012) naar 1 juli 2011 gerechtvaardigd was, omdat de wetswijziging al in juni 2011 was aangekondigd.
Hoge Raad, 21 april 2017, ECLI (verkort): 711, 712, 713 en 714