Ondernemer kiest rechtsvorm 'voor het leven'
Ondernemers wisselen nauwelijks van rechtsvorm, zo blijkt uit een analyse van het Centraal Planbureau (CPB). Eens gekozen, blijft gekozen. Die conclusie is interessant, omdat het kabinet juist een belastingverhoging doorvoert om te voorkomen dat al te veel ondernemers gaan overstappen naar een bv.
Het CPB heeft zitten rekenen met gegevens van ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB-ondernemers) en directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) met een bv in de periode tussen 2007 en 2014. Het planbureau wilde uitvissen hoeveel IB-ondernemers in die tijd zijn overgestapt naar een bv (tools) en vice versa. Dat blijkt behoorlijk mee te vallen. Slechts 0,8% van de IB-ondernemers is drie jaar later een dga. En van de dga’s is slechts 2,8% na drie jaar een IB-ondernemer geworden. ‘Bescheiden’ percentages, concludeert het CPB.
Fiscale motieven ondergeschikt bij switch
Bij de ondernemers die wél switchen van rechtsvorm blijkt vooral de winst die de onderneming maakt een rol te spelen. Bij een inkomen tot € 75.000 is er voor de IB-ondernemer in principe geen prikkel om een bv op te tuigen, zo signaleert het CPB. Boven dat bedrag zijn er meer overstappers. Bij de dga’s is het andersom: zodra het inkomen onder de € 50.000 zakt, kiezen zij weer vaker voor het IB-ondernemerschap.
Ook andere overwegingen spelen een rol bij de keuze voor de rechtsvorm. Bijvoorbeeld de beperkte aansprakelijkheid die een bv oplevert. Maar fiscale motieven zijn van ondergeschikt belang bij het overstappen, stelt het CPB in zijn rapport (pdf). Daaruit valt volgens de onderzoekers af te leiden dat de overheid best beperkte aanpassingen kan doen in de belastingdruk voor verschillende groepen ondernemers, zonder dat ondernemers massaal gaan switchen van rechtsvorm.
Bv keert nauwelijks winst uit
Die laatste conclusie van het planbureau is vrij pikant. De vermeende ‘aanzuigende werking’ van de bv is namelijk juist een belangrijk argument van het kabinet om het tarief op inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) op te schroeven. Door de verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting zouden anders veel ondernemers voor de bv gaan kiezen, zo luidt de redenatie.
Maar het CPB-onderzoek laat dus zien dat ondernemers vrij honkvast zijn als het om de rechtsvorm gaat. Bovendien zou het verder ophogen van het tarief in box 2 ertoe kunnen leiden dat dga’s alleen nog maar meer winst gaan oppotten in de bv, aldus het CPB. Uit de gegevens blijkt dat twee derde van de dga’s tussen 2007 en 2014 helemaal geen winst heeft uitgekeerd. Het CPB noteerde ook twee pieken: in 2007 en 2014. In die twee jaren was het tarief in box 2 namelijk tijdelijk 22% in plaats van 25%. Het CPB verwacht dan ook dat een hoger tarief ertoe leidt dat dga’s meer winst binnen de bv zullen houden. En dat levert weer minder belastinginkomsten op. Om dat op te lossen, zou er volgens het CPB bijvoorbeeld een progressief tarief kunnen komen in box 2. Dan kan de dga een deel van de winst als dividend uitkeren tegen een lager tarief.