Hof kraakt meldplicht onjuiste BTW-aangifte
Een organisatie die te veel of te weinig BTW opgeeft, moet dat verplicht melden bij de Belastingdienst. Doet zij dat niet, dan kan dat aardig in de papieren lopen. De fiscus kan namelijk zowel een boete opleggen voor de foute aangifte als voor het niet melden daarvan. Maar wat het gerechtshof in Den Bosch betreft, moet die hele meldplicht op de helling.
Het hof boog zich in een fiscale strafzaak over de situatie van een transportonderneming. De zaken stonden er financieel niet al te florissant voor, dus besloot de ondernemer in overleg met de accountant om tijdelijk niet het volledig verschuldigde BTW-bedrag af te dragen. De bedoeling was om dit later recht te trekken met zogeheten suppletieaangiftes (tool). Maar de ondernemer had niet gecontroleerd of die correcties ook waren ingediend bij de Belastingdienst. De ondernemer werd daarom vervolgd voor het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte én voor het niet melden van die onjuistheid via een suppletieaangifte.
Meldplicht strijdig met grondrechten
In zijn uitspraak ging het gerechtshof uitgebreid in op de regel dat een organisatie het moet melden als er een onjuiste aangifte is gedaan. Wat het hof betreft kan iemand niet strafrechtelijk vervolgd worden als diegene deze melding niet doet. En ook een boete zou achterwege moeten blijven.
Allereerst stelde het hof dat het nooit de bedoeling van de wetgever was geweest om strafvervolging mogelijk te maken voor organisaties die zich niet houden aan de meldplicht. Maar ook als de wetgever dat wel zo bedoeld had, zou er alsnog een streep gezet moeten worden door de strafvervolging en boete. Volgens het hof is de meldplicht namelijk in strijd met Europese grondrechten. In dit geval: het recht dat iemand zichzelf niet hoeft te beschuldigen (verbod op zelfincriminatie). En dat gebeurt wel door de meldplicht. Want de organisatie moet de fout melden, maar loopt daardoor waarschijnlijk tegen een boete of zelfs strafvervolging aan.
Wel veroordeling voor onjuiste aangiftes
Het gerechtshof legde daarom geen straf op voor het schenden van de meldplicht. Maar het hof achtte wel bewezen dat de bv opzettelijk onjuiste aangiftes had gedaan. Daarvoor legde het hof de ondernemer een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op met een proeftijd van twee jaar, plus een werkstraf van 240 uur.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 juli 2018, ECLI (verkort): 5305