Geen naheffing BTW bij ongewilde teruggaaf
Als u een te betalen bedrag afdraagt aan de Belastingdienst en de fiscus stort dit bedrag vervolgens terug omdat het bedrag niet te traceren is, mag de inspecteur dit later niet meer zomaar naheffen. De Hoge Raad heeft pas een arrest gewezen in een zaak waarin dit speelde rondom de BTW-aangifte van een bv.
De bv in deze zaak deed op 22 maart 2007 BTW-aangifte over het jaartijdvak 2006. Hieruit rolde een BTW-teruggaaf. Op 31 maart van dat jaar deed de bv echter op het nippertje een verbeterde aangifte die een te betalen bedrag van € 15.821 tot gevolg had. Dit bedrag werd betaald op 30 maart van dat jaar. Het systeem van de Belastingdienst op haar beurt kon het betaalde bedrag echter niet matchen met een openstaand bedrag. De aangifte kwam immers pas een dag later binnen. Het bedrag werd dus op 15 april 2007 teruggestort op de rekening van de bv wegens ontraceerbaarheid. De zaak kwam een paar dagen later aan het licht en dus legde de inspecteur een naheffingsaanslag op, waar de bv niet mee akkoord ging.
Terugstorting was niet genoeg reden
Rechtbank Haarlem vond dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd omdat de verschuldigde BTW uiteindelijk niet betaald was. Gerechtshof Haarlem vernietigde deze uitspraak en de naheffingsaanslag echter, omdat de inspecteur en de bv beter met elkaar hadden moeten overleggen. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak. De bv had immers betaald en had dit bedrag ongewild teruggestort gekregen. De terugstorting was dus geen reden voor een naheffingsaanslag.
Hoge Raad, 26 november 2010, LJN: BN7172