Geen flex-bv: dan aansprakelijk stortingsplicht
Sinds in 2012 het nieuwe bv-recht is ingevoerd, hoeven oprichters van bv’s niet langer aan de minimumkapitaaleis van € 18.000 te voldoen. Hiermee zijn bestuurders logischerwijs ook gevrijwaard van aansprakelijkheid bij het niet nakomen van deze voormalige stortingsplicht. Ondernemers die vóór 2012 een bv oprichtten, kunnen nog wél aansprakelijk worden gesteld.
De volgende rechtszaak illustreert dit. De twee oprichters van een bv die in 2010 failliet was gegaan, werden voor de rechter gesleept door een curator nadat deze had ontdekt dat de twee zich niet aan hun verplichting tot volstorting van het aandelenkapitaal hadden gehouden. Volgens de curator waren de oprichters daarom volgens een oud wetsartikel hoofdelijk aansprakelijk voor hun handelen voorafgaand aan de plaatsing van het minimumkapitaal. Hij wilde het faillissementstekort dan ook bij de twee vorderen. De rechter gaf de curator in deze zaak ongelijk, omdat hoofdelijke aansprakelijkheid (tool) volgens de rechter aansprakelijkheid tegenover individuele crediteuren van de failliete bv betreft. De failliete bv kon de vordering dus niet instellen, en daarom de curator al evenmin. Volgens de rechter behartigde de curator weliswaar de belangen van de crediteuren van de failliete onderneming, dit betekende nog niet dat hij hierdoor vorderingsrecht had.
Voor ‘oude’ bv’s gelden oude wetten
Hoewel de oprichters van de bv hier de dans ontsprongen, laat de zaak zien dat voor bv’s die vóór 2012 zijn opgericht en dus geen flex-bv (tool) zijn, de oude wetten gelden. In geval van een faillissement kan de curator in principe dan ook overgaan tot inning van alle nog niet gedane verplichte stortingen op de aandelen. Ook kan iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld als niet volgestorte aandelen worden overgedragen of toebedeeld.
Rechtbank Oost-Brabant, 11 november 2015, ECLI (verkort):6452