Fiscus pikt graantje mee bij oudejaarsloterij
Heeft u vóór 2011 een prijs gewonnen in de oudejaarsloterij, dan moet u deze prijs meenemen bij het bepalen van het vermogen op 31 december voor de vermogensrendementsheffing van box 3. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Onder de oude regeling vóór 2011 bepaalde de fiscus de heffingsgrondslag voor box 3 door het gemiddelde van het vermogen per 1 januari en 31 december te nemen. De fiscus ging er vanuit dat u hierover een rendement behaalde van 4% en daarvoor betaalde u dan 30% belasting. In deze zaak ging het om een man die op 31 december 2004 de hoofdprijs van € 20 miljoen won in de oudejaarsloterij. De bekendmaking van deze prijs is een paar minuten voor 12 uur middernacht. De man kreeg het geld echter pas op 4 januari 2005 op zijn bankrekening. Volgens de Belastingdienst moest de man dit bedrag wel meenemen bij de bepaling van zijn vermogen op 31 december 2004. Hij was het hier echter niet mee eens en ging naar de rechter.
Vorderen prijs bepalend
Uiteindelijk kwam de zaak bij de Hoge Raad terecht. De Advocaat-Generaal gaf aan dat de mogelijkheid tot het vorderen van de prijs bepalend was voor de waarde in het economisch verkeer en niet de beschikbaarheid van de prijs. Het was de keuze van de wetgever om een systeem in te voeren waarbij de fiscus uitging van het gemiddelde van het vermogen per 1 januari en 31 december. Dit forfaitaire systeem pakte daardoor soms gunstig en ongunstig uit. De Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal en bevestigde de uitspraak van gerechtshof Den Bosch. De man moest de prijs tot het vermogen op 31 december 2004 rekenen en moest dus nog € 120.000 belasting betalen over dit vermogen.
Hoge Raad, 28 oktober 2011, LJN: BR0664