Fiscale eenheid VPB kan niet buiten de EU
Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft recent goedgekeurd dat u een fiscale eenheid vennootschapsbelasting (VPB) kunt vormen tussen de Nederlandse bv’s als een tussenliggende vennootschap in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd. Buiten de EU is het vormen van een fiscale eenheid echter nog steeds niet mogelijk. Dit blijkt ook uit een recente uitspraak van rechtbank Gelderland.
Gerechtshof Amsterdam heeft recent aangegeven dat de voorwaarden van de Nederlandse fiscale eenheid in strijd zijn met de Europese regels. Is er sprake van een tussenliggende vennootschap die gevestigd is in een andere lidstaat van de EU, dan moet de Belastingdienst in het vervolg een fiscale eenheid VPB tussen de Nederlandse bv’s toestaan. De nieuwe voorwaarden zijn verwerkt in een recent besluit van de staatssecretaris. Later dit jaar komt er een wetswijziging om de regeling van de fiscale eenheid aan te passen. Situaties buiten de EU vallen echter niet onder deze goedkeuring. De rechter heeft dat recent nog eens bevestigd.
Niet vergelijkbaar met zaak Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak ging het om een Israëlische moeder met twee Israëlische dochters. Deze twee dochters hadden samen weer (in)direct alle aandelen in vier Nederlandse bv’s. De fiscus kreeg het verzoek om alle vennootschappen of in ieder geval de Nederlandse bv’s op te nemen in een fiscale eenheid VPB. De inspecteur weigerde om in beide gevallen een beschikking voor een fiscale eenheid af te geven. Volgens de rechter was de zaak niet vergelijkbaar met die van Gerechtshof Amsterdam. Israël behoort namelijk niet tot de EU of de EER en voor deze landen geldt de vrijheid van vestiging niet. Het belastingverdrag ziet ook niet op deze situatie, omdat dit gaat over de heffingsbevoegdheid en het voorkomen van discriminatie op het gebied van belastingheffing. Daarbij is geen sprake van een streven naar een gemeenschappelijke markt. De fiscus mocht het vormen van een fiscale eenheid in deze situatie dus weigeren. Ook na de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.
Rechtbank Gelderland, 22 januari 2015, ECLI (verkort): 240