Bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk
Een crediteur die na het faillissement van een bv naar zijn geld kon fluiten, stelde de twee bestuurders van de bv persoonlijk aansprakelijk voor de schuld. In het hoger beroep voor Gerechtshof Den Haag kreeg hij ongelijk. Weliswaar hadden de twee steken laten vallen, van onrechtmatig handelen was geen sprake.
De crediteur was eerder tot betaling van een flinke geldsom aan de bv veroordeeld, maar in hoger beroep werd deze veroordeling weer teruggedraaid. De bv moest het geldbedrag hierdoor terugbetalen aan de crediteur. Echter, kort hierna ging de bv failliet. De crediteur stapte daarop naar de rechter en verweet de bestuurders kennelijk onbehoorlijk bestuur. Volgens hem was er sprake van onrechtmatig handelen omdat de bestuurders de jaarrekeningen niet tijdig hadden gedeponeerd en bovendien de bv hadden leeggehaald, zodat hij geen verhaalsmogelijkheid meer had op de bv.
Bestuurders haalden niet opzettelijk de bv leeg
Als de bestuurders daadwerkelijk bestuurdersaansprakelijkheid zou worden verweten, konden de twee bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld door de curator voor het terugbetalen van de schuldeisers van de bv. De crediteur zou hierdoor alsnog het hem verschuldigde bedrag kunnen terugkrijgen. Het Hof volgde dezelfde lijn als de rechtbank en stelde dat aansprakelijkheid jegens de curator niet zonder meer met zich meebrengt dat de bestuurders ook tegenover individuele crediteuren onrechtmatig hebben gehandeld. In dit geval bleek uit de feiten niet dat de bestuurders verwijtbaar hadden gehandeld. Zo hadden zij in 2007 een langlopende schuld verrekend, zonder dat zij op dit moment hadden kunnen voorzien dat de crediteur in 2009 in hoger beroep in het gelijk zou worden gesteld. Zij hadden dus niet opzettelijk het vermogen van de bv verminderd en onrechtmatig gehandeld tegenover de crediteur. Van persoonlijke aansprakelijkheid was dan ook geen sprake.
Gerechtshof Den Haag, 2 augustus 2016, ECLI (verkort): 2259