Bestuurders aansprakelijk voor schade werkmaatschappij
Schuldeisers kunnen bestuurders van een holding persoonlijk aansprakelijk stellen voor schulden van een verkochte werkmaatschappij die niet failliet verklaard is. Dat oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een tussenvonnis, dat wellicht nog wordt getoetst in hoger beroep.
In deze zaak ging het om een bouwbedrijf en een speelgoedwinkel. De speelgoedwinkel gaf het bouwbedrijf de opdracht om een winkel te verbouwen, maar was niet tevreden vanwege fouten die bij de verbouwing gemaakt waren. Met een vonnis in de hand eiste de winkel een schadevergoeding van € 125.000 wegens gemaakte fouten bij de verbouwing. Het bouwbedrijf gaf niet thuis en de schuldeiser stond met lege handen.
Werkmaatschappij met schulden
Het bleek dat het bouwbedrijf in zwaar weer verkeerde. De holding van het bouwbedrijf liet de activa van deze werkmaatschappij overgaan in een nieuwe onderneming. De koopsom werd verrekend met een schuld aan de holding, zodat het geld in de zakken bleef. Als reactie op het vonnis verklaarde het bouwbedrijf dat het niet in staat van faillissement (tool) verklaard was, maar dat er eenvoudigweg geen activiteiten meer uitgeoefend werden. De holding kondigde aan dat het bouwbedrijf op korte termijn zou worden ontbonden.
Bestuurders holding aansprakelijk gesteld
De schuldeiser sprak vervolgens de bestuurders en de holding aan vanwege een onrechtmatige daad. In principe is het uitgangspunt dat alleen een vennootschap aansprakelijk is voor de uit een overeenkomst of onrechtmatige daden voortvloeiende schade. Maar onder bijzondere omstandigheden kan ook de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk gesteld worden. De bestuurder moet dan persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kunnen worden. Dat verwijt had kunnen zijn dat de bestuurder van tevoren wist dat het bouwbedrijf de schuld niet kon voldoen (vanwege eventueel faillissement), maar toch een overeenkomst sloot. Of dat de bestuurder wist dat het bouwbedrijf door zijn acties de verplichtingen niet kon nakomen waardoor de schuldeiser de schade niet zou kunnen verhalen.
Onrechtmatige daad
De rechtbank oordeelde dat het verkopen van de activa uit het bouwbedrijf inderdaad onrechtmatig was, omdat de financiële situatie van het bouwbedrijf op het moment van verkoop nog niet uitzichtloos was. Met de activa die er waren, had de vordering gedeeltelijk betaald kunnen worden. De rechter rekende het de bestuurders aan dat de verkoop van het bouwbedrijf geen geld heeft opgeleverd en dat alleen een verrekening met de holding heeft plaatsgevonden. Hierdoor konden de bestuurders voorzien dat de speelgoedwinkel benadeeld zou worden bij het verhalen van de vordering van de winkel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 november 2017, ECLI (verkort): 7468